Jeruzalem, Damascus, Jaffa: bewaren en herscheppen – een portret van schrijver & architect Suad Amiry 

‘I became a writer by pure accident, thanks to Sharon and to my mother-in-law!’ Met deze uitspraak kreeg Suad Amiry de lachers op haar hand tijdens haar TedTalk in 2011 (noot 1).

Dat ‘ongeluk’ werd veroorzaakt door het beleg van de Muqata’a in Ramallah door de toenmalige premier van Israël, Ariel Sharon, waar Yasser Arafat en zijn getrouwen werden belegerd. Dat beleg duurde drie jaar (2001-2003) en ging samen met langdurige uitgaansverboden en het instellen van een avondklok voor de inwoners van Ramallah. Amiry moest haar schoonmoeder in huis nemen, want deze woonde dicht bij de Muqata’a en daar was het veel te gevaarlijk.

Tijdens de vele, saaie avonden van weer een uitgaansverbod schreef Amiry lange mailberichten naar vrienden. Daarin beklaagde zij zich over de Israëlische bezetters én over haar schoonmoeder. Die mails samen met andere verhalen werden een boek: Sharon and my Mother-in-Law, Ramallah Diaries (Londen: Granta Books, 2005; 224  pp.). Daarvan is ook een Nederlandse vertaling verschenen: Sharon en mijn schoonmoeder  – Oorlogsdagboek uit Ramallah (Amsterdam: Prometheus, 2005; 215 pp.).

Zo werd Suad Amiry schrijver. Haar vlotte pen, haar humor, haar (zelf)spot en haar grote emotionele betrokkenheid bij mensenlevens leverden haar meteen een groot lezerspubliek en internationaal succes op. Zo was er nog niet vaak geschreven over het dagelijks leven in bezet Palestina. Vooral voor mensen die daar niet veel van weten, is dit boek een uitstekende introductie.

Na het succes van Sharon en mijn schoonmoeder kreeg Amiry de smaak te pakken. Afgelopen augustus 2022 verscheen haar nieuwe boek Mother of Strangers (New York:Pantheon Books, 2022; 304 pp.), een historische roman over Jaffa – de geboortestad van haar vader. Het is haar zevende literaire productie en mijns inziens ook de beste. In dit artikel ga ik dieper in op het literaire werk van Amiry en bespreek ik hoe haar eerste professie – de architectuur – en haar tweede passie – de literatuur – elkaar beïnvloeden en versterken.

Fictie en non-fictie

In de romans van Amiry lopen fictie en non-fictie door elkaar. De boeken bevatten een mengeling van persoonlijke ervaringen, historische gebeurtenissen, familiegeschiedenissen en nauwkeurige beschrijvingen van plaatsen, personen en gebouwen en dat altijd met een humoristische twist. Amiry is een ras verteller en in haar boeken stapt zij moeiteloos over van het ene verhaal naar het andere. Het ene moment is zij de regisseur en (alwetende) verteller, het andere moment speelt zij zelf een rol als ik-personage. En ook qua stijl wisselen proza en poëzie of spoken word elkaar af.

Een goed voorbeeld daarvan is de bundel Golda Slept Here (Londen:Bloomsbury, 2015; 208 pp.), met verhalen over huizen en huizenbezitters die van elkaar gescheiden zijn door de Nakba – de Catastrofe van 1948. De titel slaat trouwens op een prachtige stadsvilla in de wijk Talbiyye – sinds 1948 in Israëlisch West-Jeruzalem – gebouwd voor de familie Bisharat en in de zestiger jaren bewoond door de Israëlische premier Golda Meir. Toen de VN-secretaris-generaal Dag Hammarskjöld haar daar bezocht in 1960 liet zij de Arabische inscripties weg-zandstralen om zo te verhullen dat de premier van Israël in een Palestijnse villa woonde. In dit boek wisselt Amiry verhalen van huizenbezitters en architecten af met foto’s en documenten en verder met poëtische teksten waarin het verdriet om het verlies van huizen en bezittingen als een treurdicht wordt verwoord (noot 2).

de Levant

Suad Amiry is een kind van de Levant. In My Damascus (New York: Olive Branch Press, 2021; 234 pp.) vertelt zij beeldend hoe haar grootmoeder als 14-jarig meisje wordt ‘getransporteerd’ vanuit het dorp Arraba in Galilea naar de hoofdstad van Groot-Syrië, Damascus. Palestina hoorde toen bij Groot-Syrië dus feitelijk werd er geen grens overschreden. De Syrische moeder van Amiry ontmoet haar Palestijnse vader uit Jaffa, in Salt in Jordanië en na hun huwelijk gaan zij in Jeruzalem wonen. Daar krijgen zij te maken met toenemend geweld van joodse milities en vluchten uiteindelijk naar Amman.

Suad wordt in 1951 geboren in Damascus, groeit op in Amman en brengt de zomervakanties door in het familiehuis in de Oude Stad van Damascus. Deze schitterende Ottomaanse stadsvilla en de grote familie met allerlei excentrieke familieleden worden in My Damascus kleurrijk verbeeld. Amiry studeert architectuur in Beiroet en gaat na haar huwelijk in Ramallah wonen.

De grote steden van de Levant: Damascus, Jeruzalem, Beiroet en Amman waren in haar jeugd nog gemakkelijk te bereizen. Maar die onderlinge bereikbaarheid wordt steeds meer verstoord door grenzen, controleposten en visaprocedures. Het zijn niet alleen fysieke maar ook emotionele obstakels die het reizen bemoeilijken. In verschillende verhalen schrijft Amiry hoe moeilijk het is, eerst voor haar vader en later ook voor haarzelf, om Jaffa te bezoeken. Het huis waar de familie van haar vader heeft gewoond, staat er nog maar is in beslag genomen door joodse immigranten. Uiteindelijk lukt het haar vader één keer om de confrontatie aan te gaan en Jaffa te bezoeken. Datzelfde geldt voor Amiry. Een pijnlijke ervaring die voor veel Palestijnen herkenbaar is.

Jaffa als Moeder van Vreemdelingen

De stad Jaffa staat centraal in haar nieuwe roman. Dit keer vertelt Amiry geen persoonlijk of familieverhaal maar voert zij twee tieners op die daar in 1947 opgroeien. Subhi, een vijftienjarige monteur woont en werkt in Jaffa, en Shams, een dertienjarig meisje woont in Salameh, een dorp in de buurt. Stadsjongen en dorpsmeisje, dat is nog een belangrijk sociaal verschil in die tijd.

De jongelui kunnen elkaar alleen ontmoeten op het zomerfestival van Nabi Rubien, een combinatie van een pelgrimage en zomervakantie in de openlucht op 14 kilometer van Jaffa. Bewoners uit de wijde omgeving trekken naar het feestterrein toe en bouwen daar tenten om samen feest te vieren.

Amiry beschrijft het levendig en kleurrijk, de jeugd van de hoofdpersonages valt samen met de zwier van de stad. Jaffa was in die tijd de grootste en rijkste stad van Palestina met zo’n 100.000 inwoners en een florerende sinaasappelexport. De stad was kosmopolitisch met een diversiteit aan inwoners verdeeld over verschillende wijken met eigen cafés en uitgaansgelegenheden. Met oog voor detail beschrijft Amiry de straten en de gebouwen, de grote villa’s en de eerste auto’s.

Des te harder komt het aan als een jaar later, in april 1948, deze stad in drie dagen kapot wordt gebombardeerd en er van de 100.000 inwoners er nog 3000 achterblijven. De talrijke sinaasappelboomgaarden die de stad omringen, worden met de grond gelijk gemaakt. Onder de vluchtelingen die nadien niet meer naar hun stad konden terugkeren, was niet alleen Amiry’s vader maar ook de familie van haar latere echtgenoot Salim Tamari – een prominente Palestijns socioloog. Beide families woonden in Al-Manshiyyeh, een Arabische middenklasse wijk, die na 1948 deels werd verwoest en voor Palestijnen werd afgesloten. Het is de wijk waar ook Subhi woonde.

Engels kostuum en joodse koe

In de roman leren wij hoofdpersoon Subhi kennen als een zelfverzekerde jongeman met ambities. Hij wil uitblinker zijn in zijn werk als monteur, geld verdienen en dan met Shams trouwen. Wij worden betrokken bij zijn bezigheden en overwegingen die, niet verwonderlijk voor zijn leeftijd, wat naïef en kortzichtig zijn. Een Engels maatpak dat hij vanwege een bepaalde verdienste krijgt aangemeten, wordt een obsessie voor hem. Het kostuum staat symbool voor zijn toekomstvisioen dat in de kiem zal worden gesmoord. Ook in het leven van zijn vriendinnetje Shams speelt een object van buiten een beslissende rol. In haar geval is het een joodse koe die haar leven en dat van haar familie voor altijd zal veranderen. De titel van deze roman voor de Italiaanse en Arabische markt luidt dan ook: Het Engelse kostuum en de joodse koe. Voor de Engelse uitgave lag die titel echter te gevoelig (sic) en werd het Mother of Strangers, een van de namen van Jaffa, tevens een verwijzing naar een moeder in het boek. Amiry baseert haar roman op getuigenissen van historische personen maar neemt veel vrijheid om deze getuigenissen met haar eigen gevoel voor levendigheid en drama aan te kleden. Daarbij helpt haar liefde voor vertellen en herscheppen.

Architect

De architect Amiry richtte in 1991 in Al-Bireh/Ramallah de NGO Riwaq Centre for Architectural Conservation (www.riwaq.org) op. In de afgelopen dertig jaar is Riwaq erin geslaagd veel Palestijns erfgoed in kaart te brengen, te restaureren en terug te geven aan de gemeenschap. Op de website zijn indrukwekkende voorbeelden te vinden van projecten in Birzeit, Qalandiya, Kufr Akab, Qura al-Karasi en Deir Ghassane. De medewerkers van Riwaq slagen erin om de beweging van verlies en verwoesting, die zo dominant lijkt in Palestina, om te buigen naar een van herstel en herschepping. Daarbij herscheppen zij niet alleen erfgoed maar creëren ook werkgelegenheid, behouden ambachtelijke bouwtechnieken en helpen plaatselijke gemeenschappen aan stijlvolle ruimten om hun activiteiten uit te voeren. Zo werkt Riwaq tegen de stroom in – met indrukwekkende resultaten.

Die beweging past Amiry ook toe in haar literaire werk. Zelf zegt zij daarover: ‘Ik heb een visueel geheugen, ik sla plaatsen en gebouwen op.’ Wanneer die plaatsen – de stadsvilla’s in Jeruzalem, het ouderlijk huis in Damascus of de huizen in Al-Manshiyye in Jaffa – verloren gaan of niet meer toegankelijk zijn, weet Amiry deze te herscheppen in haar romans en maakt zij de grote emotionele verbondenheid tussen steden, wijken, huizen en hun bewoners invoelbaar voor lezers van binnen en buiten Palestina. Zo zijn boeken en lezers bronnen van behoud en herschepping en daarmee verzet tegen alle pogingen om dit erfgoed uit te wissen.


NOTEN

https://www.youtube.com/watch?v=bk7joCi-gXs ; erg leuk om naar te kijken ook vanwege het grappige verhaal over haar hond Noura.

2  Kort voorbeeld op p. 12:

They mourned the longer-than-life losses
They mourned the loss of a home, of a garden, an orchard, a field, a homeland.
The loss of a sea, of mountains, hills, plains, valleys, lakes, springs, riverbeds, archaeological sites, Bedouin hamlets, villages, town and cities.
They mourned the loss of a sun dipping in an open Mediterranean Sea.
The workers mourned the loss of their factories: the professionals mourned the loss of their offices.
The merchants mourned the loss of their suqs and markets: the buzz and noise of the old town of Acre, of Haifa, Jaffa, Lod, Ramallah, Asqalan and Asdoud.
They mourned mosques, churches, holy shrines and monasteries.