De synergie tussen reizen en lezen

huis karmi in katamonDit is het! Dit moet het zijn! We staan tegenover een huis in een lege straat. We tellen de ruitjes boven en naast de deur. We vergelijken de leuning van het bordes met de foto in het boek. Er is meer groen en dat beïnvloedt het beeld. En natuurlijk hangen de blauwwitte vlaggetjes akelig in het zicht. Maar we hebben het wel gevonden. Het huis waar Ghada Karmi opgroeide en dat zij en haar familie spoorslags moesten ontvluchten in 1948. Een vertrek zonder terugkeer. Huis, tuin, meubilair en voorraden, het werd allemaal in beslag genomen door nieuwe bewoners, joodse migranten die zich vestigden in de nieuwe staat. Geen van de Arabische families uit deze wijk in Jeruzalem ontving ooit een cent schadevergoeding, vaak mochten ze hun huis later niet eens meer bezoeken. Maar het huis staat er nog wel als symbool en stille getuige van een andere tijd.

Op zoek naar het huis

We zijn in Katamon, nu een van de duurste wijken van West-Jeruzalem. Het is er groen en rustig, er is een park dichtbij met speeltoestellen. Begin 20e eeuw werden hier huizen gebouwd en ontstond een van de eerste residentiele wijken buiten de Oude Stad. Er woonden Arabische families, christelijk en moslim, joodse families en een enkele buitenlands gezin. We lezen erover in het eerste deel van Ghada Karmi’s memoires In Search of Fatima. De huizen waren vrijstaand, verschillend in architectuur en grootte en met tuinen rondom. Als Ghada wordt geboren in 1939 is het al vrij onrustig in Jeruzalem. De Britten die op dat moment aan de macht zijn, spelen een dubbelspel en doen tegenstrijdige toezeggingen aan de Arabische bevolking en aan de Joodse migranten. Er zijn gevechten, bombardementen (o.a. van het King David Hotel in 1946 en het Semiramis Hotel in 1948), er is een avondklok van kracht, de scholen gaan dicht en uiteindelijk wordt het leven te gevaarlijk. De familie Karmi vertrekt, eerst naar Damascus en later naar Londen. In Search of Fatima is een boek over diaspora en ballingschap en de zoektocht naar een eigen identiteit. De schrijfster worstelt haar hele leven met de vragen als Waar hoor ik bij en Waar ben ik thuis? en daarover schrijft ze in mooie volzinnen met veel gevoel en veel beschouwing.

Karmi en Arafat

Behalve fictie schreef Karmi ook een politiek boek Married to another man. Israel’s Dilemma in Palestine, waarin zij de gevolgen van de stichting van de staat Israël analyseert en in kaart brengt waarom Israël zoveel steun krijgt van de westerse wereld. Ze beschrijft hoe desastreus de vredesonderhandelingen hebben uitgepakt voor de Palestijnen en bepleit een andere oplossingsrichting: één staat met gelijke rechten voor alle inwoners. Dit boek lees ik in Ramallah waar ik opnieuw het Yasser Arafatmuseum bezoek. Ghada Karmi heeft Arafat goed gekend en hem meegemaakt in verschillende omstandigheden. Ze prijst het charisma van de leider, hoe hij de Palestijnse kwestie opnieuw op de kaart zette en de verschillende politieke facties wist te verenigen. Maar ze is ook heel kritisch over zijn rol bij de vredesonderhandelingen, zijn ijdelheid om te mogen overleggen met de groten der aarde en het gebrek aan adviseurs en deskundigheid waardoor hij op veel te veel punten heeft toegegeven. De indeling van de Westbank in A, B en C gebieden en de speciale status van Hebron, afgesproken als tijdelijke maatregel tijdens de Oslo-akkoorden en nooit meer heronderhandeld, levert dagelijks heel veel ellende op voor heel veel Palestijnen. In het museum is te zien hoe Arafat de laatste drie jaar van zijn leven roemloos zat opgesloten in zijn eigen regeringsgebouw Mu’qata, onder Israëlisch beleg. De hele bevolking van Ramallah zuchtte onder dit beleg en Suad Amiry schrijft erover, overigens met veel humor, in haar debuutroman Sharon and my mother in law. Arafat mocht het pand pas verlaten om naar Parijs te vliegen en daar te sterven. Waarschijnlijk aan vergiftiging.

Anata en Abir

Als de vader van Abir Aramin niet zo’n radicale beslissing genomen had na de koelbloedige moord op zijn tienjarige dochter – contact zoeken met andere ouders die kinderen hebben verloren zowel Israelisch als Palestijns – en als Colum McCann niet zo beeldend, inzoomend en uitzoomend geschreven had over Abir, haar snoeparmbandje en haar schooltas, dan waren we vast nooit in Anata terechtgekomen. Deze plaatsnaam komt al voor in de Bijbel als woonplaats van de profeet Jeremia maar is tegenwoordig allesbehalve een toeristische trekpleister. Gelegen op de heuvels van Jeruzalem maar wel achter de Scheidingsmuur is het een stoffig Palestijns stadje met een moskee, een gemeentehuis, een autokerkhof en heel veel huizen in aanbouw. In het boek Apeirogon las ik over de families Aramin en Ehanan-Peled die beiden een dochter verloren door geweld en die elkaar leren kennen bij de ngo Combatants for Peace.

Ik las dat er een speeltuin was opgericht in Anata als eerbetoon aan Abir die daar in 2008, alweer 15 jaar geleden, door het hoofd werd geschoten door een Israëlische militair. Dat wilden we zien. Als we na wat omrijden het hoogste punt van Anata bereiken en uitstappen, hebben we meteen veel bekijks. In ons beste Arabisch vragen we naar een speeltuin. Ja hoor, die zijn er in Anata. We worden verwezen naar een overdekte speelhal in vrolijke kleuren. Sinds een jaar geopend en vol kindjes die ons belangstellend bekijken. De mensen met de meeste kennis van het Engels worden opgespoord maar nee, de naam Abir Aramin zegt hen niets. We ontdekken nog een speeltuin AnataPark, dit keer in de openlucht, keurig aangelegd met speeltoestellen, tafels en stoelen en een bar. De jonge ondernemer biedt ons een glaasje limonade aan en luistert naar ons verhaal. Hij schakelt een paar oudere mannen in die trekken aan een waterpijp. Ja, Bassem Aramin, afkomstig uit Hebron, dat zegt hen wel wat. De familie woont niet meer in Anata (dat wist ik ook uit het boek) maar ‘martelaar’ Abir is niet helemaal vergeten. De ondernemer stapt in zijn auto en nodigt ons uit hem te volgen. Hij rijdt terug naar de hoofdstraat en stopt bij een huis waar we kort geleden al stonden. Daar in de muur zit een gedenkplaat met haar naam. Een herinnering die we zonder het boek nooit hadden gezocht en zonder hulp van de bewoners nooit hadden gevonden.

Al jarenlang reis ik met regelmaat naar Palestina en in de tussentijd in Nederland lees ik Palestijnse literatuur in Nederlandse en Engelse vertaling. Ik lees boeken van schrijvers die in Palestina wonen maar steeds vaker ook van schrijvers die er niet meer wonen, schrijvers in diaspora.

Veel liefhebbers van lezen zeggen dat ze aan de hand van boeken kunnen reizen vanuit hun luie stoel, veel liefhebbers van reizen zijn vaak te druk en te energiek om eens rustig te gaan zitten met een boek. Ik geloof in de synergie tussen lezen en reizen. Door te lezen verdiep je je reis, door te reizen verdiep je je leeservaring. Het voorbeeld van de zoektocht naar het huis van Ghada Karmi  illustreert dat. Al lezend krijg ik ideeën wat ik wil bezoeken en wie ik wil ontmoeten, al reizend krijg ik indrukken die ik door het lezen van boeken wil verdiepen. Dat wat ik lees, wil ik later ook zien en dat wat ik zie, wil ik beter leren kennen via verhalen. De schrijvers uit de diaspora vertellen ook over de wisselwerking tussen reizen en verhalen en laten vooral de emoties zien die met gedwongen reizen gepaard gaan. Ervaringen en emoties zijn elementen die reizen en lezen met elkaar gemeen hebben.

In Haifa krijgt het boek Haifa Fragments van Khulud Khamis voor mij reliëf, in Nazareth herbeleef ik de films van Elia Suleiman, in Nablus komt De Parijzenaar van Isabella Hamad tot leven en in Bethlehem passeer ik in gedachten Huda’s Salon uit de gelijknamige film van Hany Abu-Assad.

Boeren en herders in de heuvels van Hebron

We rijden in een four wheel drive door de heuvels bij Hebron en komen stapvoets vooruit. Het land is leeg, hier en daar wat lage struikjes en in de verte wat hutten en stalletjes van zinkplaat met houten hekken. Onze gids en chauffeur Sami legt uit dat de weg die hier met veel moeite was aangelegd door de dorpsbewoners, onlangs is kapotgemaakt door een Israëlische bulldozer. De stukken betonijzer met cement liggen nog langs de kant. Nu kan er hier geen personenwagen meer overheen, heel voorzichtig manoeuvreert onze chauffeur om de kuilen. Sami woont in at-Tuwani, een dorp van ongeveer 350 mensen in het uitgestrekte heuvelgebied tussen Hebron en de Naqab woestijn. De mensen hier zijn simple people, zegt hij, fellahien, boeren die leven van akkerbouw en veeteelt. In de dalen zien we de gerst op de kleine akkers staan. Het ziet er mooi blond en zacht uit, rijp om te oogsten. Tegen de heuvels staan de kudden, een mengsel van geiten en schapen die op zoek zijn naar wat kruiden en planten om te eten. We zien een gazelle, een ooievaar, een uil en allerlei vogels.

We ontmoeten een vriend en oud-klasgenoot van Sami. ‘Sami was de slimmerik’, zegt hij, ‘Ik hield niet van school.’ Samen met zijn jonge vrouw en zoon van 8 maanden woont hij nu in een grot. In deze heuvels zijn veel grotten te vinden en ze hebben vaker beschutting geboden aan de bewoners. De laatste jaren vooral omdat huizen worden verwoest en dorpen worden ontvolkt. Ook het huis van dit jonge gezin is een paar keer vernield en nu hebben ze besloten zich te verschansen in deze oerwoning. Sami zoekt het verzet in mobilisatie, actie en beïnvloeding van de publieke opinie, zijn vriend verzet zich door zijn manier van leven.

’s Avond lees ik het bijzondere boek van Penny Johnson Companions in Conflict. Animals in Occupied Palestine over de omstandigheden van verschillende soorten zoogdieren in bezet gebied. In het hoofdstuk over schapen en geiten staat dat de herders in de zuidelijke heuvels van Hebron hoeden op de manier van de bedoeïenen: gemengde kuddes van schapen en geiten die gehouden worden in het veld en niet een stal naast of onder het huis. Deze extensieve manier van veeteelt verhoudt zich slecht tot het Israëlische koloniale project. Bij de nederzettingen van kolonisten in het rurale gebied zien we de grote stallen, bekend uit Nederland, waar vee op een intensieve en efficiënte manier wordt gehouden. De bedoeïenen en kleine boeren, zo kenmerkend voor de Palestijnse samenleving, zijn verdwenen of moeten zo snel mogelijk verdwijnen. De bedoeïenen in de Naqab-woestijn hebben dat al gemerkt vanaf 1948, de herders in de heuvels bij Hebron ervaren dat nu. Na 22 jaar procederen heeft het Israëlisch Hooggerechtshof onlangs een uitspraak gedaan dat meer dan 1000 bewoners verdeeld over kleine dorpen en gehuchten moeten verdwijnen omdat hun leefgebied is aangemerkt als militair oefenterrein. De eenvoudige leefwijze van rondtrekken met de kuddes moet verdwijnen. Te veel ruimtebeslag, te moeilijk te controleren. De bewoners worden gedwongen te verhuizen naar een appartement in area A waar ze misschien nog een paar schapen kunnen houden voor hobby. Net zoals veel boeren op de Westbank nog een paar olijfbomen hebben als herinnering aan vroeger tijden.

Mijn belangstelling voor de heuvels ten zuiden van Hebron kwam overigens niet voort uit de actuele gebeurtenissen maar werd geïnspireerd door het laatste boek van Susan Abulhawa Against the Loveless World. Als de hoofdpersoon Nahr vanuit Koeweit en Jordanië eindelijk in Palestina terecht komt, verblijft ze ook in een dorp ten zuiden van Hebron. Ze beschrijft het mooie landschap, de eenvoudige leefwijze van de bewoners en het contact met de kuddes. Ze vertelt ook hoe dit landschap bedreigd wordt door nederzettingen, de oneerlijke verdeling van kostbaar water en hoe de bewoners zich verenigen in verzet. De beschrijvingen in het boek krijgen reliëf tijdens onze excursie door de heuvels ten zuiden van Hebron.

Bedoeïenenmeisjes en gedoogde dorpen in de Naqab

Onze laatste dag in Palestina brengen we een bezoek aan de Naqab-woestijn. De wens om daarheen te gaan komt voort uit een ander boek: Minor Detail van Adania Shibli. Ik leer dat de naam Shibli wijst op een bedoeïenen achtergrond en begrijp dat de schrijfster haar onderwerp niet toevallig gekozen heeft. In Minor Detail verwerkt zij een historische gebeurtenis uit 1949, de verkrachting en moord op een anoniem Bedoeïenenmeisje door een Israëlisch peloton, met een zoektocht naar de achtergronden bij dit bericht. Dit boek maakte grote indruk op mij en ik begon me, in navolging van de ik-persoon, te verdiepen in de situatie van bedoeïenen nu. Ik ontdekte dat velen na 1948 ‘herplaatst’ zijn, dat wil zeggen vanuit hun leefgebieden in de woestijn overgebracht naar speciaal daarvoor gebouwde townships mét water, elektriciteit en scholen maar zonder kuddes. Ik ontdekte ook dat er in de Naqab zogenaamde unrecognized villages zijn, dorpen die niet op de kaart staan, niet erkend worden door de overheid, geen voorzieningen hebben en voortdurend met ontruiming worden bedreigd. We bezoeken al-Azazme en ontmoetten Owad en Najle, een echtpaar van ondefinieerbare leeftijd dat een maaltijd voor ons verzorgt en een rondleiding geeft. Volgens Owad wordt hun dorp ‘gedoogd’, de voorzieningen regelen ze zelfstandig, de kinderen worden opgehaald met de schoolbus en gaan naar een moderne, grote school. Het dorp herbergt een paar families, zo’n 150 mensen, iedereen kent elkaar. De bedoeïenen spreken Arabisch en Hebreeuws, ze werken deels als herders, deels in andere beroepen in de omgeving. Werkloosheid is hoog in deze gemeenschap en de bevolking is jong en snelgroeiend.

In Lakiya ontmoeten we Khadra Alsanah. Deze vrouw met een doordringende blik en een heldere stem richtte in 1998 Sidreh op, een grassroots organisatie voor Bedoeïenenvrouwen. Een van hun activiteiten is een weverij van zelf gesponnen en geverfde wol. Uit haar verhaal blijkt dat vrouwen met veel obstakels te maken hebben, zowel in de eigen gemeenschap als in de Israëlische samenleving. Patriarchaat, discriminatie, tienerzwangerschappen, gebrek aan geld en bewegingsvrijheid maken het moeilijk voor jonge vrouwen om een eigen leven op te bouwen. Maar na bijna 25 jaar sjouwen, ziet Alsanah wel veranderingen ten goede. Steeds meer meisjes doen het goed op school, ze gaan studeren, halen hun rijbewijs en verdienen een salaris. Nog even denk ik aan het meisje uit Minor Detail dat in 1949 zo jammerlijk aan haar einde kwam.

De boekhandelaar en Sheikh Jarrah

We willen altijd een nieuwe voorraad boeken voor als we weer thuis zijn. Daarom is een bezoek aan Mahmoud Muna en zijn onvolprezen collectie in de American Colony Bookshop en Educational Bookshop in Jeruzalem, een van de hoogtepunten van elke reis. Dit keer neemt Mahmoud ons mee naar de wijk Sheikh Jarrah in Oost-Jeruzalem. We zien de huizen die het wereldnieuws haalden omdat de bewoners zich verzetten tegen annexatie door kolonisten. In het huis van Rifqa, de grootmoeder van Mohammed El-Kurd aan wie hij zijn debuutbundel Rifqa wijdde, wonen nu orthodoxe joden, op het dak staat een menora. Ik las de bundel van El-Kurd al eerder maar werd opnieuw gegrepen door het beeld van die straat en die huizen. Mahmoud Muna is trouwens de meest bijzondere boekhandelaar die ik ken, hij leest wat hij leeft en omgekeerd en hij heeft het bijzondere vermogen om iedereen een passend boek te adviseren. Een paar dagen na ons vertrek uit Palestina loopt hij mee in de stoet van duizenden Palestijnen die de vermoorde journalist Shireen Abu Akleh begeleidt naar haar laatste rustplaats op de Berg Sion. Hij appt me: ‘We did send her home in style. She is truly loved and will be remembered forever.’

Een mooi boek of een speelfilm over leven en werk van deze bijzondere vrouw en journalist brengt haar helaas niet bij ons terug maar kan haar bijzondere levensverhaal bekender maken bij een groot publiek. Hopelijk pakt een van de getalenteerde Palestijnse schrijvers of regisseurs dit op.

Fascinerende verhalen

Veel mensen in Nederland zijn niet meer geïnteresseerd in berichten over Palestina, ze vinden dat er alleen maar slecht nieuws vandaan komt, dat het conflict zo lang duurt en dat het uitzichtloos is. Dat is jammer want de verhalen uit Palestina zijn fascinerend, het koloniale project van Israël kent vele gezichten en het omgaan daarmee en het verzet ertegen ook. Een maatschappij in een snelkookpan van geweld, wetteloosheid en uitzichtloosheid ontwikkelt allerlei fenomenen die voor ons soms onbekend en vreemd zijn maar soms ook griezelig herkenbaar. De generatielange diaspora, het leven in vluchtelingenkampen en in ballingschap, levert aangrijpende verhalen op en geeft inzicht in wat verlies van een homeland met mensen doet. Nieuwe uitgaven van jonge schrijvers uit de diaspora laten zien dat die verhalen nog lang niet uitgeput zijn. De synergie van lezen en reizen, ik kan het iedereen aanbevelen.