Tegen de stroom in – door Taghreed Najjar

Het geheim

Yoesra’s vader wist nog niets van haar plannen. Ze wilde hem verrassen dus ze hield ze geheim en vroeg aan Jamiel om niets te zeggen. Het was moeilijk voor Jamiel om zo lang een geheim te bewaren. Hij bleef maar aan Yoesra vragen: “Wanneer gaan we het geheim bekendmaken?” En soms lette hij niet op en vroeg dat zelfs waar hun vader bij was. Op een gegeven moment had hun moeder in de gaten dat er iets aan de hand was en sprak ze Yoesra aan. “Ik heb het idee dat je iets voor me verbergt, Yoesra. Wat is dat voor geheim waar Jamiel het steeds over heeft. Wie is daarbij betrokken? En waar gaat het over? Vertel op, ik wil het weten!”

Yoesra was bang dat haar moeder boos zou worden en haar zou verbieden haar plannen door te zetten. Of dat ze het niet goed zou vinden en haar vader het dan met haar eens zou zijn. Dus ze besloot om haar moeder bij haar plannen te betrekken. Ze begon eerst over de boot van vader, dat die aan reparatie toe was geweest en dat hij nu zo mooi was opgeknapt.

“U weet dat vader heel erg aan zijn boot gehecht is. Hij peinst er niet over om die aan wie dan ook te verkopen”, zei ze tegen haar moeder. “Dat weet ik, Yoesra, die boot is als een kind voor hem.” Yoesra’s moeder luisterde en kreeg tranen in haar ogen toen ze hoorde dat de vrienden van Saleh hadden geholpen bij de reparatie. “Goddank, wat een goede jongens zijn dat, zulke goede jongens”, fluisterde ze. “Maar waar is al dat harde werk goed voor?” voegde ze er verdrietig aan toe. “De boot ligt te wachten op Jamiel. Wie gaat hem in de tussentijd gebruiken? Je vader zit in een rolstoel, dat is bekend. En Saleh… “ Haar stem brak toen ze de naam van haar zoon uitsprak. “Saleh, moge hij rusten in vrede. Je vader was van plan de boot aan hem na te laten als hij met pensioen ging en daarna aan Jamiel als die groot genoeg was. Maar het is anders gelopen.” Ze zuchtte om zichzelf te troosten. “God beschikt. We mogen niet twijfelen aan Zijn besluiten.” Haar moeder werd even stil en Yoesra greep dat moment aan om haar plan te opperen.

“Moeder, weet je nog dat ik in de vakanties vaak met vader mee ging vissen? Ik hielp hem bij alles en hij zei altijd dat ik beter was in vissen dan Saleh omdat Saleh later helemaal geen visser wilde worden.” “Ja”, zei haar moeder en ze lachte bij de herinnering, “Elke keer als jij en je vader thuiskwamen, zei hij: ‘Als Yoesra een jongen was, zou ze de beste visser worden van iedereen.’”

“Daarom wil ik vaders boot gaan gebruiken om er zelf mee te gaan vissen.” Yoesra zei het heel snel voordat ze te zenuwachtig zou worden en van gedachten zou veranderen.

“Jij?” riep haar moeder uit. “Ben je gek geworden? Wie in Gaza heeft ooit gehoord van een vrouwelijke visser en nog wel een jong meisje? Wat zullen de mensen wel niet zeggen?”

“Waarom zou dat een probleem zijn?” zei Yoesra uitdagend. “Vrouwen in Gaza rijden toch ook auto. In de rest van de wereld besturen ze vliegtuigen of zijn ze kapiteins op een schip. Ik ga vissen met Aboe Ahmed en andere vrienden van vader, ik breng wat vis mee naar huis en kan zo wat geld verdienen… wat is daar mis mee? Is dat niet beter dan niets doen en afhankelijk zijn van de giften van anderen? Beter dan dat onze buren over ons roddelen omdat we afhankelijk zijn van hulp? Ik wil geen thee en suiker van hen blijven lenen”, voegde ze er wanhopig aan toe. “Oem Hafez gedraagt zich alsof ze beter is dan wij, alsof wij bedelaars zijn.”

Yoesra bleef pogingen doen om haar moeder te overtuigen, ze stelde haar gerust en probeerde haar tegelijk over te halen om toestemming te geven. “Spaar je energie maar”, reageerde haar moeder, “Je vader zal dit toch niet goedkeuren.” “Laat dat maar aan mij over”, zei Yoesra, “Maar als ik erover begin moeder, help je me dan om hem te overtuigen.”

De verrassing

Alles was gereed. Yoesra was de hele tijd bezig geweest om haar plannen voor te bereiden en nu moest ze alleen nog haar vader inlichten. Aboe Ahmed had beloofd om hen op te halen in zijn oude auto en haar vader met zijn rolstoel naar het strand te rijden. En de vrienden van Saleh zouden vroeg naar hun huis komen en met hen meegaan.

De vrienden kwamen precies op tijd en dronken thee met de familie en toen richtte Assad zich toch Yoesra’s vader: “Aboe Saleh, we hebben een verrassing voor u.”

“Wat dan?” vroeg hij terwijl hij een vlieg wegsloeg die rond zijn hoofd zoemde. “We hebben wel genoeg verrassingen gehad.” Maher lachte. “Geen zorgen, dit keer is het een positieve verrassing. We gaan samen met u een uitstapje maken.”

Aboe Saleh zuchtte treurig. “De tijd van uitstapjes is voorbij voor mij. Ik ga alleen nog naar de volkstuin en naar de dokter. Ik zou niet weten wat ik moest zonder Aboe Ahmed. Als ik naar de kliniek moet, brengt hij me erheen.”

“Aboe Ahmed staat buiten op ons te wachten. Hij gaat met ons mee”, zei Assad met een lach.

Yoesra aaide haar vader zachtjes over zijn hoofd. “Kom op vader, ga mee met de vrienden van Saleh. Zij zijn speciaal voor u hierheen gekomen.” Haar moeder stemde in. “Yoesra heeft gelijk, ga mee met die jongens en stel ze niet teleur. Aboe Ahmed wacht op je.”

Aboe Saleh bleef onderweg een beetje brommen maar toen de auto stopte bij het strand, viel hij stil. Diep ademde hij een teug zeewind in om zijn longen te vullen met de zoute lucht die hij zo lang had gemist. Hij keek uit over de horizon in de verte. “Wat heb ik de zee gemist”, zei hij zachtjes. Zijn ogen vulden zich met tranen en het duurde even eer hij zich had hersteld. “Is dit de verrassing?, vroeg hij toen.

“Nee, er komt nog meer”, zeiden Saleh’s vrienden terwijl ze de achterbak van de auto openmaakten om de rolstoel eruit te halen. Ze hielpen Aboe Saleh om te gaan zitten en reden hem naar het begin van het strand en toen over een houten pad dat ze speciaal voor hem gemaakt hadden helemaal tot aan de hut van de vissers. Ze zetten de rolstoel onder een parasol die Aboe Ahmed daar voor hem had neergezet en Aboe Saleh keek om zich heen. Hij kon niet geloven dat hij zo gemakkelijk bij de hut was aangekomen. Zijn ogen glommen van ontroering en hij kon geen woorden vinden om zijn blijdschap uit te drukken. Yoesra ging naar haar vader toe, omhelsde hem en kuste hem op het voorhoofd. “Hier hoor je thuis, vader, op het strand bij je vrienden.”

“God zegen je, Yoesra.” Hij keek om zich heen naar de vrienden van Saleh. “Jullie zijn geweldig, God zegen jullie.”

Aboe Saleh draaide zijn blik af van de horizon om naar zijn boot te kijken en toen hij een nieuwe, glimmende boot zag liggen, riep hij verschrikt uit: “Waar is Sitt al-Kul? Wie heeft haar weggehaald?” “Rustig maar”, zei Aboe Ahmed lachend. “Die nieuwe boot die je daar ziet liggen is jouw boot: Sitt al-Kul. De vrienden van je zoon wilden je verrassen. Ze hebben de boot gerepareerd en geschilderd en nu is ze weer zo goed als nieuw.” In de ogen van Aboe Saleh blonken de tranen. “Dat hadden jullie niet hoeven doen, echt niet, dat had niet gehoeven. Dank jullie wel, hartelijk bedankt!”

Aboe Ahmed gaf zijn vriend een plaagstootje. “Genoeg gekletst, oude maat. Drink wat thee en help me eens om dit net te repareren.” Het duurde niet lang of het nieuws had zich verspreid dat Aboe Saleh weer op het strand was. Oude vrienden kwamen langs om hem te begroeten en verhalen uit te wisselen net als vroeger.

Wat is er verkeerd aan?

Op de dag dat haar vader naar het strand ging, vertelde Yoesra hem nog niet over haar plannen. Ze dacht dat één verrassing op een dag wel voldoende was en besloot binnenkort met hem te praten.

Thuis zat Oem Saleh op hen te wachten. Ze zag hoe Aboe Ahmed haar man uit de auto hielp en zelfs van een afstand viel het haar op dat er iets was veranderd. Haar man zag er levendiger uit dan hij in tijden had gedaan, alsof hij een lange reis had gemaakt en nu weer thuiskwam. Toen iedereen binnen was, luisterde ze naar de verhalen over wat er allemaal was gebeurd op deze bijzondere dag. Aboe Ahmed beloofde om Aboe Saleh twee keer per week op te halen en mee te nemen naar het strand.

Toen Aboe Saleh twee dagen later vol spanning zat te wachten op de komst van zijn vriend die hem zou meenemen naar de hut van de vissers, ging Yoesra bij hem zitten en pakte zijn handen vast.

“Vader weet je nog dat je me in de vakanties mee uit vissen nam?” “Natuurlijk Yoesra, hoe zou ik dat vergeten?” grinnikte hij. “Dat was een fijne tijd. Jij hield van vissen en je wist precies hoe je het moest aanpakken. Heel anders dan Saleh, God hebbe zijn ziel, zijn gedachten dwaalden steeds af.”

“Jijzelf leerde mij vissen, vader. Je leerde me te houden van de zee en van het vissen net zo veel als jij daar zelf van houdt.” Ze wachtte even. “Daarom wil ik iets met je bespreken.” Snel zodat ze niet te zenuwachtig zou worden, vertelde Yoesra over haar plannen. Haar vader was verbijsterd toen hij die hoorde. “Wat is dat voor belachelijk idee!” reageerde hij woedend. “Zelf thuis blijven terwijl mijn dochter de deur uit moet om te gaan vissen in mijn plaats. Ik moet er niet aan denken. Wat zullen de mensen wel niet zeggen? Het zou een schande zijn Yoesra, een grote schande!”

Maar Yoesra hield vol en ze begonnen allebei steeds harder te praten om hun argumenten kracht bij te zetten. Oem Saleh probeerde hen tot bedaren te brengen maar ze wist dat haar dochter koppig was, net als haar echtgenoot.

“Wat is er schandelijk aan dat ik jou opvolg om mijn familie te ondersteunen?” riep Yoesra om haar vader te overtuigen. “Is het niet schandelijker om bij onze buren te moeten bedelen om rond te komen. Geef dan antwoord. Jij bent mijn vader, jij kent en vertrouwt me en je weet dat ik goed kan vissen. Waarom mag ik mijn familie niet helpen? Als jij achter me staat, durft niemand er iets over te zeggen. Ik weet wat ik waard ben. Ik ben Yoesra, jouw dochter, de dochter van een visser en daar ben ik trots op!”

Aboe Saleh kreeg tranen in zijn ogen en zei niets meer. “Ik weet wie jij bent, mijn dochter”, zei hij eindelijk. “En ik weet hoe goed je bent. Geef me wat tijd om aan het idee te wennen. Ik zal erover nadenken en dan laat ik je mijn beslissing weten.”

Een week later vroeg Yoesra wat haar vader had bedacht en zijn antwoord verbaasde haar.

“Ik heb lang nagedacht over wat je hebt gezegd, Yoesra. En ik heb het besproken met Aboe Ahmed. Hij heeft me overtuigd dat ik je een kans moet geven om te laten zien dat je het serieus meent. Hij heeft me beloofd met je mee te gaan totdat hij overtuigd is dat je het redt in je eentje. Ik weet dat het schooljaar bijna voorbij is. Je moet me beloven dat je je de komende tijd concentreert op je schoolwerk. Als de zomervakantie begint, mag je de boot gaan gebruiken. Op één voorwaarde: je gaat eerst oefenen met Aboe Ahmed. Als hij zegt dat je klaar bent om alleen te gaan vissen, geef ik je mijn toestemming.”

Yoesra sprong op, buiten zichzelf van blijdschap en omhelsde haar vader. “Je zult trots op me zijn, vader. Alles wordt weer zoals het vroeger was.”

Een lange nacht

Eindelijk was de dag aangebroken waarop ze zo lang had gewacht. Yoesra had de hele nacht in bed liggen woelen omdat ze niet kon slapen. Ze was zenuwachtig en bang en begon aan zichzelf te twijfelen. Wat als ze niet meer wist hoe ze moest vissen, wat als de boot zou kapseizen? Of als ze zou verdwalen? Of als de schepen van de Israëlische marine haar zouden onderscheppen?

Allerlei rampscenario’s spookten door haar hoofd. Uiteindelijk lukte het haar om haar angsten te onderdrukken en de uitdaging aan te gaan. Ze moest nu niet opgeven. Ze ging haar plan uitvoeren en hopen dat alles goed zou komen. Tegen de ochtend dommelde ze in slaap en droomde van alles wat ze ging vangen op haar eerste dag als vrouwelijke visser op de Middellandse Zee. Ze werd vroeg wakker, deed haar ochtendgebed en voelde zich al rustiger, meer zelfbewust. Ze deed haar sportkleren aan en zocht naar iets om zich te beschermen tegen de felle zon. Ze vond een hoed die Saleh vroeger had gedragen en die hij hem heel goed stond. Terwijl ze de hoed in haar handen liet ronddraaien, dacht ze aan hem. “Niets beters om mijn gezicht te beschermen tegen de zon dan deze hoed”, zei ze bij zichzelf. “Dan is het net of hij bij me is en mij beschermt en helpt.”

De zon klom langs de hemel omhoog en verspreidde haar warme stralen over de aarde. Yoesra ging ontbijten samen met haar vader en moeder. Ze nam een stuk brood met olijfolie en za’ater en een glas muntthee. De hele tijd probeerde ze de bezorgde blikken van haar moeder te vermijden.

“De beste tijd om te gaan vissen is ’s morgens vroeg”, had haar vader haar geleerd. “De eerste twee uren na zonsopkomst en de twee uren na zonsondergang. Ben je er klaar voor, mijn kind? Je kan nog van gedachten veranderen, hoor.”

Yoesra schudde haar hoofd. “Ik ben er klaar voor, vader. Bovendien, Aboe Ahmed staat al te wachten om ons naar het strand te brengen. Ik heb de auto gehoord.” Ze omhelsde haar moeder en kuste haar op het voorhoofd. “Geen zorgen, moeder, ik kan dit.” Toen stond ze op en duwde haar vaders rolstoel naar buiten, naar de auto.

De eerste reis

Yoesra wist wat ze moest doen. Ze legde het net in de boot samen met het lunchpakket dat haar moeder had meegegeven. Ze trok de kleine boot naar de rand van de kust en met hulp van Aboe Ahmed en een laatste duw, lag de boot in het water. Ze begon te roeien.

“Veel geluk, mijn dochter,” riep haar vader met hese stem vanaf het strand. “Veel geluk Sitt al-Kul!”

“Vergeet niet wat ik je heb geleerd, Yoesra”, riep Aboe Ahmed tegen haar. “En ga niet meer dan drie mijl uit de kust. Want anders…” Zijn stem stierf weg.

Yoesra ging overeind staan in de kleine boot, zocht haar evenwicht en begon te roeien: een keer rechts en dan een keer links. Wekenlang had ze samen met Aboe Ahmed geoefend om haar evenwicht te bewaren bij het roeien. Ze had gevoeld dat haar spieren met de dag sterker werden. Yoesra keek om zich heen en zag verschillende andere vissersboten in de richting van de horizon gaan, zo ver als de patrouilleschepen van de Israëlische marine het toestonden. Daar was de meeste vis te vinden. De mensen op zee waren over het algemeen ervaren vissers van de leeftijd van haar vader of jongens van haar leeftijd. Zij was het enige meisje, de enige vrouwelijke visser.

Zo ver als ze kon kijken reikte de zee. Yoesra was vergeten dat de wereld zo groot was. Ze liet de kust steeds verder achter zich en dankte God dat de zee vandaag kalm was. In de verte, op grote afstand, zag ze de Israëlische patrouilleschepen die zich dreigend aftekenden tegen de horizon. Ze zagen eruit als zeemonsters die klaar lagen om de vissersboten te verslinden. Ze keek een andere kant op en staarde voor zich uit, denkend aan landen ver weg die ze misschien ooit kon bezoeken.

Er kwam een gevoel van rust over haar: ze zag de zee om zich heen en hoorde het geluid van de kleine golfjes die ritmisch tegen de boot aanklotsten. Er blies een licht zeewindje in haar gezicht alsof het haar wilde kietelen en haar haar waaide naar achter. Ze sloot haar ogen, ademde diep in en voelde alsof ze zo kon opstijgen en kon vliegen op de wind, recht omhoog de lucht in net als de zeemeeuwen boven haar. Het maakte niet uit waarheen, ze wilde alleen maar vrij zijn, vrij van alle beperkingen en obstakels in haar leven.

Ze keek op haar kompas en besloot een kansje te wagen in dit gedeelte van de zee. Ze was nog niet ver van de kust. Ze voelde zich veiliger als ze de kust nog zichtbaar was in de verte.

Yoesra gooide het net in het water zoals ze van haar vader had geleerd. Nu moest ze wachten. Ze had honger gekregen dus opende ze het lunchpakket dat haar moeder had klaargemaakt, nam een hap en dronk een slokje thee. Er gingen bijna twee uur voorbij. Regelmatig controleerde ze het net. Toen was het tijd om terug te gaan naar de kust. Ze controleerde het net nog een laatste keer in de hoop dat ze genoeg vis had gevangen. Yoesra wist dat er dicht bij de kust niet veel vis meer te vinden was omdat Israel de Palestijnen in Gaza had gestraft door het gebied waar ze mochten vissen steeds verder in te perken. In de Oslo Akkoorden van 1993 was bepaald dat de Palestijnen in Gaza recht hadden om te vissen in een gebied tot 25 mijl uit de kust. Vervolgens beperkte Israel die afstand tot 12 mijl. Daarna tot vijf. En nu was het nog maar drie mijl.

Veel mensen in Gaza waren afhankelijk van de visvangst om van te eten en van te leven. Maar het gebied waar ze mochten vissen was zo klein geworden dat er bijna geen vis meer over was. Yoesra wist dat een boot die de driemijlsgrens passeerde, kon worden teruggestuurd, in beslag genomen en zelfs beschoten door de Israelische patrouilleschepen. En ze werd echt woedend als ze zag dat diezelfde patrouilleschepen de grote Israelische vissersboten beschermden als die kwamen vissen in de wateren bij Gaza.

Yoesra staarde naar de Israelische marineschepen in de verte en schreeuwde zo hard ze kon: “Het is genoeg geweest! Genoeg, hoor je, laat ons leven!”

Er kwam een heerlijk gevoel over haar. Ze kon vrijuit schreeuwen zo hard als ze wilde en niemand hoorde haar. Ze keek om zich heen en schreeuwde nog eens met al haar kracht, de longen uit haar lijf. Ze riep niet om hulp, ze wilde een keer alle frustratie, boosheid en verdriet die ze in zich had, eruit gooien.

Toen ze bij de kust kwam, stond iedereen op haar te wachten: haar vader, haar moeder en Jamiel waren er, ook Aboe Ahmed en de vrienden van Saleh. Een groep vissers die had gehoord over Yoesra wilde wel eens met eigen ogen zien dat Gaza nu echt een vrouwelijke visser had.

Iedereen zwaaide naar Yoesra terwijl ze in de richting van de kust roeide. Assad, Maher en Aboe Ahmed stapten het water in om de boot op de kant te trekken en Yoesra sprong eruit.

“Hier, help me om het net in te halen”, zei ze tegen de vrienden van Saleh met een lach. “Laten we eens kijken hoeveel ik vandaag gevangen heb. Het was mijn eerste dag, ik ben niet zo ver uit de kust gegaan.”

De vrienden van Saleh begonnen aan het net te trekken en het zo in te halen dat het niet verstrikt raakte. Jamiel hielp ook mee, opgewonden over de vangst. Eindelijk zagen ze vissen rondspartelen in het net. Het waren er niet zo veel, slechts wat kleine visjes en krabbetjes maar genoeg om ze te bakken op het strand en te verdelen onder alle aanwezigen. Oem Saleh had warm brood meegenomen en kruidige, zelfgemaakte Gazaanse salade om te delen.

Toen de zon onderging, steeg van het strand de lucht op van gebakken vis. Iedereen wilde Yoesra spreken en zij vertelde over haar eerste dag als visser op zee.