Mordechai was een eenvoudig man. Er waren tienduizenden mannen zoals hij in Tel Aviv. Ook al beweerde hij zelf dat er maar weinig waren precies zoals hij. Hij hield van een rustig, comfortabel leven waarbij hij niemand stoorde en ook zelf door niemand gestoord werd. Daarom waren alle buren op Mordechai gesteld want hij viel niemand lastig. Mordechai was ooit in dienst geweest en had later het leger weer verlaten maar hij bleef zichzelf soldaat noemen ook al was hij nu alleen reservist. Hij had allerlei beroepen gehad, eenvoudige beroepen die pasten bij een eenvoudige burger zoals hij maar die beroepen brachten nooit veel geld op. Hij werkte lange tijd als timmerman terwijl Stella in de bediening werkte in een restaurant. Met het geld dat ze samen verdienden, voedden ze hun zoon en dochter op. Hun zoon werd een veelbelovende jonge man en trouwde met de dochter van de buren. Vervolgens ging het jonge stel in een van de buitenwijken wonen. Hun dochter verliet het ouderlijk huis om te gaan samenwonen met haar vriend in een kleine flat. Mordechai keek ernaar uit om een rustig leven te gaan leiden samen met Stella nu hun kinderen het huis uit waren. Stella dacht er net zo over als haar echtgenoot. Ze waren de vijftig gepasseerd en vonden dat ze er recht op hadden de rest van hun leven in rust en vrede door te brengen. En daar bereidden ze zich op voor: Stella hield drie katten, twee grijze en een zwarte met lichte ogen. De zwarte was haar favoriet omdat hij zo’n durfal was. Mordechai liet zijn hangsnor groeien en gaf beide kanten de vrije loop zodat ze ‘de laaggelegen zone’ van zijn gezicht bedekten (Mordechai hield nog steeds van militaire terminologie).
In eerste instantie klaagde Mordechai niet over de katten van zijn vrouw. Hij beschouwde hen als een verandering die bij het leven hoort en die zich wel zou voegen in hun dagelijkse routine. Ook Stella klaagde aanvankelijk niet over de snor van haar man. Voor haar was die in lijn met de traditie van veel soldaten en generaals in Israël en in de wereld, die zich onderscheidden door hun lange en dikke hangsnorren. Maar de uiteinden van Mordechai’s snor werden wel heel lang en na verloop van tijd begon Stella toch te klagen en kreeg ze een afkeer van die lange punten. Mordechai lag naast haar in bed en vaak werd ze midden in de nacht wakker omdat de rechterpunt van Mordechai’s snor in haar neus kriebelde. Dan moest ze hem wakker maken zodat hij zijn snor bij haar neus kon weghalen. Vervolgens ging Mordechai op zijn linkerzij liggen waardoor de rechterpunt in de lucht stak als een droge cactusplant. Dat duurde maar even want dan draaide hij weer zodat zijn snor verschillende keren in aanraking kwam met Stella’s neus voordat het ochtend werd. Vroeg in de morgen sprongen Stella’s katten op bed en rekten zich uitgebreid uit terwijl ze onafgebroken snorden. Mordechai had een hekel aan de katten op bed en klaagde dat ze hem van zijn slaap beroofden in die heerlijke vroege ochtenduren. Stella was niet blij met zijn geklaag over haar katten en zei dat hij op die manier de sfeer in huis verpestte. Mordechai merkte dat zijn vrouw een hekel aan hem kreeg, meer in het bijzonder aan zijn snor die inmiddels de langste was geworden van de hele buurt, misschien wel van heel Tel Aviv. Als Stella het ontbijt had klaargemaakt, zei ze tegen hem: ‘Kom je ontbijten, jij en je snor.’ Mordechai vatte haar woorden eerst op als een onschuldig grapje maar in de loop van de tijd werd het hem duidelijk dat ze eigenlijk zijn snor beledigde. Desondanks liet hij de punten verder groeien, ze mochten van hem wel tien meter of langer worden.
Als Mordechai en Stella aan tafel zaten te eten, zat hij met zijn hangsnor aan de ene kant en zij met haar drie katten aan de andere kant. Stella keek naar de snor die zich naar links en naar rechts uitstrekte en zei: ‘Het lijkt wel of ik op een vliegveld zit’, erop zinspelend dat de uiteinden van Mordechai’s snor op de vleugels van een vliegtuig leken. Dan lachte Mordechai en beschouwde de opmerking van zijn vrouw als een grap. Maar diep van binnen wist hij dat zijn vrouw zijn snor beledigde. Mordechai had alle reden voor kritische opmerkingen tegen zijn vrouw maar die liet hij achterwege om haar niet boos te maken. Hij kon het gedrag van haar katten verwensen maar dat deed hij niet uit respect voor haar. Hij ergerde zich aan de twee grijze katten die tegen zijn benen aan schurkten terwijl ze weerzinwekkende spingeluiden maakten waardoor hij acuut geen eetlust meer had. Of aan de zwarte kat die op tafel sprong, bijna in de borden met eten en dan recht overeind stond met een strak lijf en een opgerichte staart als een radioantenne. O, wat had Mordechai een hekel aan dat kattenlijf. Het leek wel of het op het punt stond een nieuwsbericht uit te zenden en Mordechai zag altijd naderend onheil in nieuwsberichten. Daarom draaide hij zijn gezicht af om de kat niet te hoeven zien. Mordechai stopte met eten. Hij dronk zijn thee en las in de krant over de militaire operatie die de avond daarvoor in het centrum van Tel Aviv had plaatsgevonden. Na een tijdje vouwde hij de krant op. ‘Ik word vrijwilliger bij het leger’, zei hij plompverloren tegen zijn vrouw. ‘Op jouw leeftijd? Ze zullen je niet aannemen.’ ‘Ik ken mensen van mijn leeftijd die vrijwilliger wilden worden bij de controleposten en ze zijn meteen aangenomen.’ Stella vond het een goed idee want ze had gemerkt dat het humeur van haar man steeds slechter werd als hij veel thuis was en niets te doen had. ‘Dan is hij ten minste regelmatig van huis’, dacht ze. Mordechai zei niet dat hij zich thuis verveelde. Hij zei dat hij deze beslissing had genomen vanwege de standpunten van Yossi Beilin[i]. Hij zei: ‘Beilin gaat in tegen de belangen van de staat en we moeten de staat verdedigen tegen zijn destructieve plannen.’ Hij zei verder boos te zijn op die linkse schrijvers die de geesten van de Israëli’s vergiftigen. Hij vertelde dat hij een artikel had gelezen in de krant Yediot waarin stond dat de staat aangetast zou worden door syfilis als ze die ‘bezetting’ bleef omarmen.
De volgende dag trok hij zijn militaire uniform aan, pakte zijn M16 geweer en ging naar de Qalandiya controlepost aan de zuidkant van Ramallah. Hij ging daar achter de betonnen muur staan met een stalen helm op zijn hoofd. Boven die muur was niets zichtbaar, alleen zijn hoofd, zijn snor en een deel van zijn schouders. Hij staarde voor zich uit en zag dat de Palestijnen dicht in de buurt waren. Voor de eerste keer in zijn leven stond Mordechai oog in oog met Palestijnen. Hij bestudeerde hun gezichten en zag dat ze stil waren en bezorgd keken terwijl ze in een lange rij voor de controlepost stonden te wachten op hun beurt. Hij keek nog eens goed naar hen. Het was een mix van mensen: mannen van verschillende leeftijden, oude vrouwen die maar amper rechtop konden blijven staan en jonge vrouwen. Sommigen droegen strakke spijkerbroeken en anderen waren gehuld in wapperende gewaden die hun lichamen bedekten en zij droegen witte of gekleurde hoofddoeken. Tegenstrijdige gedachten en gevoelens bekropen hem. Hij was bijna geneigd sympathie te hebben voor deze ongewapende mensen die wachtten op een handgebaar van hem. Maar natuurlijk was de veiligheid van de staat vele malen belangrijker dan alle andere afwegingen en dus onderdrukte hij zijn vriendelijke gevoelens. Deze mensen waren immers de vijanden van Israel. Om zijn hardvochtigheid te versterken, deed hij zijn best om niet te kijken naar de kinderen en naar de oudere mannen en vrouwen maar zijn strenge blik volledig te richten op de jonge mannen. Zij waren immers de bron van alle gevaar en de oorzaak van alle ellende want zij durfden bomgordels aan te trekken of Kalasjnikovs onder hun jas te verbergen om dood en verderf te zaaien onder de Israëli’s.
Voor de eerste keer in zijn leven sprak Mordechai enige woorden tot een groep Palestijnen: “Fawda mamnoua. Asoer. Atem mefinim”[ii] Hij kreeg geen antwoord van de wachtende menigte. Hij hoorde alleen onverstaanbaar gemompel en zag dat sommigen grijnsden waardoor hij zich nog minder op zijn gemak voelde. Hij meende dat het grote schade zou toebrengen aan de staat als hij de Palestijnen snel zou doorlaten. De controlepost was natuurlijk voorzien van een elektronische poort, Mordechai stond er vlak naast, die alle Palestijnen controleerde als zij erdoorheen liepen. Daardoor was het feitelijk onmogelijk om wapens of explosieven mee te smokkelen. Maar toch vond Mordechai dat een gemakkelijke en snelle doorstroming een ongewenste indruk zou geven. Alsof de staat laks was en de Palestijnen het gerust konden wagen om de staat en de staatsveiligheid in gevaar te brengen. Op zijn eerste dag mocht niets mis gaan. Wat zouden zijn kameraad-soldaten over hem zeggen als er ook maar een verdachte de controlepost zou passeren omdat hij niet goed had opgelet? Wat zou Stella van hem denken? Ondanks zijn zachtmoedigheid, kon Mordechai als het moest een onbuigzame militair zijn zoals tijdens de afgelopen oorlogen waaraan hij had deelgenomen, of niet had deelgenomen, was gebleken. Bovendien, wie kon garanderen dat niemand in deze wachtende menigte onschuldig was? Als het aan Mordechai had gelegen had hij de controlepost helemaal gesloten en tegen de wachtenden gezegd, en de menigte werd met de minuut groter: “Lech, lech. Murour min hon ma fi.”[1][iii] Maar dat was niet aan hem. Hij moest alleen voorkomen dat een gevaarlijke Palestijn zou passeren. Mordechai was geen god en hij wist niet wat de Palestijnen in hun schild voerden. Daarom was het in deze complexe situatie de beste aanpak om iedereen heel langzaam en heel geduldig te laten doorlopen. Hij merkte dat een paar mannen aan het roepen waren uit protest dat de rij tot stilstand was gekomen. “Sheket! Fawda ma biddi! Atem mefinim!”[iv] Het lawaai nam toe en meer stemmen verhieven zich. Mordechai keek nadrukkelijk naar de soldaat naast de elektronische poort en die sloot hem onmiddellijk. De Palestijnen waren ten einde raad. Mordechai gaf zijn orders nogmaals: “Oeskoetoe, bitmoerroe! Fahim!”[v] De Palestijnen reageerden verdeeld, sommigen maanden om stil te zijn, terwijl anderen hun boosheid luchtten met kreten en commentaar. Uiteindelijk kreeg de eerste groep de overhand. Mordechai benutte de gelegenheid dat de controlepost gesloten was om zijn gedachten de vrije loop te laten. Hij hield ervan zich over te geven aan zijn dagdromen want dan kwamen zijn zenuwen tot rust en kon hij het leven rustig overdenken. Tegelijk kon hij zich dan bezighouden met zijn hobby’s: met plezier de uiteinden van zijn snor strelen en vrouwenlichamen bekijken. Dus gluurde hij naar de lichamen van de jonge vrouwen bij de controlepost. “Die Palestijnen hebben mooie meisjes!” Meteen vergeleek hij ze met de meisjes in Tel Aviv en dacht: “Maar de meisjes in Tel Aviv zijn mooier!” Hij had er moeite mee dat sommige meisjes in Tel Aviv zich onfatsoenlijk gedroegen. Hij had eens een Israëlisch meisje zien lopen in de Dizengoff Straat samen met een jonge man die zijn arm om haar taille had geslagen. Hij vond het een erg mooi meisje maar was geschokt toen hij zag dat de jongeman naast haar een Israëlische Arabier was, dat was een schande! Mordechai had de jongeman aangevallen en als voorbijgangers niet hadden ingegrepen, had hij hem doodgeslagen. De meisjes van Tel Aviv mochten van Mordechai niet omgaan met Arabische mannen. Dat was een slecht voorteken en de staat zou een wet moeten maken om huwelijken tussen joodse vrouwen en Arabische mannen te verbieden. Het maakte Mordechai treurig dat de staat zo nalatig was want er moesten meer wetten komen om de staat te beschermen tegen allerlei vormen van kwaad. Er moest ook een wet komen met betrekking tot moeloegiye[vi], ja moeloegiye. De wet moest erin voorzien dat het verboden werd dit gerecht te bereiden behalve als de legerleiding daarvoor toestemming gaf. Mordechai was de grap niet vergeten die in een Israëlische krant had gestaan en die was overgenomen uit een Arabische krant. Volgens Mordechai was het geen grap maar een kwaadaardig plan vermomd als grap. De grap ging als volgt: “Het is niet nodig om Israel met wapens aan te vallen. Het is voldoende om tien miljoen Arabieren te verzamelen aan de andere kant van de rivier de Jordaan en ze gedurende een week geen eten te geven. Dan verspreid je het gerucht dat de inwoners van Tel Aviv moeloegiye aan het klaarmaken zijn. De Arabieren zullen onmiddellijk de rivier oversteken en oprukken naar Tel Aviv. Israel zal proberen ze met hun dodelijke wapens tegen te houden en er zullen er vijf miljoen sneuvelen. De rest zal erin slagen in het land te blijven, mee te doen met de verkiezingen voor de Knesset, een meerderheid van stemmen te krijgen en de macht in Israel over te nemen.” Mordechai was geschokt door deze ‘grap’. Hij vond dat de staat de grenzen extra goed moest bewaken zodra de inwoners van Tel Aviv moeloegiye gingen klaarmaken. De grenzen moesten net zo goed in de gaten worden gehouden als de inwoners van Tel Aviv alleen maar hamburgers gingen bakken want het was niet bewezen dat Arabieren niet van hamburgers houden. Mordechai werd opgeschrikt uit zijn dagdroom toen een oude vrouw op de controlepost afliep en riep: “Hé, zijn jullie hier in slaap gevallen? Wat is dit voor behandeling?” Mordechai vroeg de vrouw achteruit te gaan maar ze bleef stokstijf staan. Mordechai’s collega probeerde haar met geweld achteruit te duwen maar ze bleef schreeuwen en de soldaat bedreigen met haar knokige, verweerde handen. Mordechai moest erkennen dat de vrouw deze ronde had gewonnen en gebaarde naar de soldaat om haar door te laten. Daarna liet Mordechai nog een paar Palestijnen door nadat hij hun identiteitsbewijzen buitensporig nauwgezet had gecontroleerd. Na die inspanning voelde Mordechai dat hij wat rust nodig had. Hij gebaarde de Palestijnen dat ze in de lange rij moesten wachten en liet zijn gedachten weer de vrije loop terwijl hij draaide aan de uiteinden van zijn snor. Hij dacht aan Stella en voelde en golf van vitaliteit door zijn lendenen gaan. Hij bedacht dat hij al drie maanden geen toenadering had gezocht tot haar lichaam. Hij had gezegd dat hij haar die avond zou verrassen op een manier die haar voorstellingsvermogen te boven ging. Hij zou haar vertellen dat militaire dienst net zoiets was als het leven zelf en dat het leger de hoeksteen was waarop deze staat was gegrondvest. Gesterkt door deze verfrissende gedachten en vanwege de grote menigte voor de controlepost, liet Mordechai weer een groepje Palestijnen door. “Ze zeggen wel dat ze een klein volk zijn”, dacht hij bij zichzelf, “Maar volgens mij zijn ze met meer dan de bevolking van China!” De beweging door de controlepost verliep uiterst langzaam totdat Mordechai’s werkdag erop zat en hij naar huis ging. Stella ontving Mordechai hartelijk. Ze luisterde naar zijn lange en wijdlopige betoog over de Palestijnen die hij nu met eigen ogen gezien had. Soms moest Stella lachen en had ze met de Palestijnen te doen, op andere momenten merkte ze dat ze hen haatte. Ze had gemengde gevoelens over de bijzondere gebeurtenissen waarover haar man vertelde. Toen zei hij tegen haar, terwijl hij haar in zijn armen naar hun slaapkamer droeg: “Vanavond word je blootgesteld aan een zwaar bombardement.” Toen was hij even stil om het effect van zijn woorden af te wachten en toen hij merkte dat er geen weerwoord kwam, ging hij verder: “Ik zal under cover naar je oprukken.” Ze reageerde geërgerd: “Kom je nu weer met die oubollige uitdrukkingen? Ik dacht dat we hadden afgesproken dat niet meer te doen.” Hij vroeg: “Hoe kun je nu een hekel hebben aan uitdrukkingen die de gevoelens prikkelen?” “Ik ben geen muur”, antwoordde ze. ‘Als je iets wilt bombarderen, verderop staat een muur. Bombardeer die maar als je wilt.” Mordechai zei niets meer.
De volgende morgen ging hij weer naar de controlepost. Hij pakte zijn werk nog gedegener aan dan de dag ervoor. Hij bleef de Palestijnen onder druk zetten totdat hun ergernis een hoogtepunt had bereikt. Pas na verloop van tijd merkte hij dat elke keer als hij speelde met de uiteinden van zijn snor er geluiden van scheten te horen waren. Eerst dacht hij dat het toeval was, maar de spottende lachjes op de gezichten van de Palestijnen en hun fluisterend commentaar maakten hem wantrouwend. Steeds weer riep hij: ‘Sheket, sheket!’ ‘Stilte, stilte.’ Dan werd het even stil. Mordechai maakte van de gelegenheid gebruik om de uiteinden van zijn snor te strelen en de lichamen van de mooie meisjes te bekijken, toen de geluiden van scheten weer te horen waren. HIj kon niet precies vaststellen waar die geluiden vandaan kwamen maar begreep nu wel dat dit geen toeval was en dat die geluiden bedoeld waren om de spot te drijven met zijn uitbundige snor. Wat te doen? Zou hij de controlepost voor hun neus dichtgooien? Dat was niet mogelijk. Er waren instructies van de hoogste autoriteiten dat de Palestijnen moesten worden doorgelaten. Zou hij er een paar arresteren op verdenking van spottende scheetgeluiden, waarschijnlijk een groepje ongemanierde tieners? Dat zou kunnen maar er was geen wet die voorschreef dat iemand vanwege dit gedrag kon worden gearresteerd. Bovendien wilde Mordechai geen schandaal veroorzaken rondom zijn snor. Vooral de linkse kranten konden hierover schrijven en hem en zijn snor belachelijk maken. Yossi Beilin kon het voorval aangrijpen om zijn pleidooi kracht bij te zetten om de controleposten af te schaffen en de militaire inzet terug te trekken. Moest Mordechai ophouden om met de uiteinden van zijn snor te spelen, een genoegen opgeven waaraan hij zoveel plezier beleefde? Het was moeilijk, heel moeilijk. Maar als hij de goede reputatie van zijn snor wilde behouden, moest hij dit genoegen wel opgeven! Mordechai probeerde de uiteinden van zijn snor met rust te laten terwijl hij bij de controlepost stond. Maar de scheetgeluiden hielden niet op. Alleen al het zien van Mordechai’s snor was genoeg voor de Palestijnen om hun speciale ‘muziek’ te laten horen. Ook Mordechai’s collega’s reageerden op een dubbelzinnige manier. In het zicht van de Palestijnen scholden ze en dreigden ze elke keer als die vervloekte geluiden weer begonnen maar achter hun rug, moesten ze hartelijk lachen om de gang van zaken.
Mordechai voelde dat hij op een belangrijk kruispunt in zijn leven stond. Of hij moest zijn dienst bij de controlepost beëindigen om zo te voorkomen dat zijn snor nog langer werd beledigd, maar dat betekende ook een eind aan zijn vrijwilligerswerk. Of hij moest zijn snor afscheren om voorrang te geven aan zijn loyaliteit aan de staat. (Het zou een goed idee zijn als de staat een jaarlijkse beloning van 50.000 shekels zou uitloven voor de meest ideale burger. Dan zou hij de eerste zijn om die beloning te verdienen.) En zo gebeurde het. Mordechai besloot zijn snor af te scheren en dit offer in te zetten om zich te ontdoen van de katten van zijn vrouw. Hij was ervan overtuigd dat zij verplicht was, ook al was het pijnlijk voor haar, om haar katten op te geven als hij de snor opgaf die zij zo haatte. Als zij die uitruil accepteerde zou voor beiden weer een periode van rust aanbreken. En dus begon Mordechai aan een taaie onderhandeling met zijn vrouw die uiteindelijk succesvol werd afgerond. Stella ging akkoord om haar twee grijze katten weg te doen en alleen de zwarte te houden als Mordechai zijn snor zou afscheren. En dus ging Mordechai de volgende dag naar de controlepost zonder snor. De Palestijnen merkten dat het iets beter ging om de controlepost te passeren, wellicht omdat Mordechai een paar van zijn hobby’s had opgegeven.
[i] Yossi Beilin (1948) is een Israëlische politicus uit de Arbeiderspartij die een belangrijke bijdrage leverde aan de Oslo Akkoorden tussen Israël en Palestina.
[ii] Mengeling van Arabisch en Hebreeuws: Wanorde is verboden, begrepen!
[iii] Mengeling van Arabisch en Hebreeuws: Ga weg! Het is niet mogelijk hier te passeren.
[iv] Mengeling van Arabisch en Hebreeuws: Stilte! Ik wil geen wanorde, begrepen!
[v] Arabisch: Als jullie stil zijn, kunnen jullie doorlopen. Begrepen!
[vi] Groentegerecht op basis van malva