In 1948 moesten mijn grootouders van moederskant, Mohammed en Zahida Ali Hassan vluchten van Ramleh naar Gaza. Daar bouwden ze een nieuw leven op en daar werden hun kinderen geboren waaronder mijn moeder. Toen ik klein was, nam mijn moeder mij elk jaar in de zomervakantie mee naar Gaza. Ik herinner me dat we in een Mercedes taxi stapten, zo’n lange met drie deuren aan elke kant. Die stond dan te wachten voor ons huis, midden in de oude stad van Jeruzalem bij de Via Dolorosa, en bracht ons regelrecht tot voor de deur van het huis van mijn grootouders in Gaza. Dat is nu compleet onmogelijk. Ik zag hoe Erez, de belangrijkste grensovergang naar Gaza elk jaar groter en afschrikwekkender werd. In het jaar 2000 brachten we voor de laatste keer onze zomervakantie door in Gaza, daarna kwam de 2e Intifada en maakten de Israeli’s het reizen onmogelijk. Daarna ben ik nog maar één keer naar Gaza geweest en dat was in 2008 toen mijn zus Amina ging trouwen.
Amina is heel lief en zacht. Ze houdt van dieren. Thuis hadden we een tuin, mijn vader hield konijnen, duiven, kippen, ganzen en eenden en ik weet nog dat Amina zich ontfermde over de kleine konijntjes, ze nam ze zelfs mee naar school. Ze had een band met hen en wist hoe ze met hen moest omgaan. Ze had daar speciale aanleg voor.
Elke zomer in Gaza trokken we op met een buurjongen van oma. Hij en Amina konden goed met elkaar opschieten. Na 2000 moesten ze hun relatie online voortzetten want ze konden elkaar niet meer bezoeken. Desondanks werden ze verliefd en besloten met elkaar te trouwen. Het stelde de familie voor een groot dilemma, niet zozeer vanwege de man, want hij is een geweldig persoon, maar vanwege het feit dat Amina in Gaza zou gaan wonen. Er werden wederzijdse afspraken gemaakt en een paar dagen voor het huwelijk vertrokken we met z’n allen uit Jeruzalem op weg naar Gaza. Mijn vader Abdul Aziz, mijn zussen Dunya en Haya en mijn moeder Hala. We kwamen aan bij Erez en daar was een Israëlische soldaat, amper 18 jaar, die heel bot deed tegen mijn moeder. Ik nam het voor haar op, dat was een stomme fout want de soldaten lieten uiteindelijk iedereen door behalve mij. Ze zeiden dat mijn identiteitsbewijs nep was en dat ik mijn geboortebewijs moest gaan ophalen om mijn identiteit aan te tonen. Dus iedereen ging verder op weg naar Amina terwijl ik als een gek terugkeerde naar Jeruzalem om mijn geboortebewijs op te halen en rechtsomkeert te maken naar Erez. Allemaal in een dag. Toen zeiden de soldaten dat mijn geboortebewijs niet afdoende was en dat ik mijn laisser-passer, een soort reisdocument dat wordt uitgegeven aan Palestijnen in Jeruzalem, ook nog moest laten zien. Ze waren me duidelijk aan het treiteren, maar wat kon ik ertegen doen?
De volgende dag kwam ik weer bij Erez met de gevraagde laisser-passer en toen zeiden ze dat ik mijn identiteitsbewijs moest laten vernieuwen. Het is niet eenvoudig om naar een ministerie te gaan en alle papieren in orde te maken om een heel nieuw identiteitsbewijs te krijgen maar ja, mijn zuster ging de volgende dag trouwen dus ik moest het proberen. Ik ging terug naar huis, maakte een afspraak bij het ministerie voor de volgende morgen om 7 uur. Daar kon ik mijn nieuwe ID meteen ophalen, rechtstreeks doorgaan naar Erez en hopelijk nog net op tijd aankomen voor de bruiloft.
Toen ik thuis zat te telefoneren, begon onze kat tegen me te miauwen. We hadden een prachtige witte kat met blauwe ogen, of waren ze groen?, die Julie heette, maar iedereen noemde haar Lulu.
Amina was dol op Lulu en had haar moeten achterlaten toen ze naar Gaza ging. Ik realiseerde me hoe zeer Amina Lulu zou missen en bedacht dat het een geweldig idee was om de kat mee te nemen naar Gaza. Amina zou daar heel blij van worden, het zou een ongelooflijke verrassing voor haar zijn. Ik werd helemaal opgewonden bij het vooruitzicht. Je moet weten dat ik toen 23 jaar oud was.
Toen ik dat had bedacht was het al avond. Ik moest de volgende morgen vroeg op voor de afspraak dus ik zocht in huis naar iets waarin ik Lulu kon vervoeren naar Gaza. Ik vond een lege vogelkooi. Perfect!
De volgende ochtend. Ik sta vroeg op, ga naar het ministerie om mijn identiteitsbewijs op te halen en haast me terug naar huis om de kat in de vogelkooi te stoppen. Dat valt niet mee. De kooi heeft een plastic bodem en dunne metalen tralies en ik zie wel dat hij niet solide genoeg is om Lulu in bedwang te houden. Dus wikkel ik tape om de hele kooi om hem bij elkaar te houden en neem dan het hele gevaarte mee in de taxi. Bij Erez stap ik uit en loop naar de ingang met de vogelkooi met Lulu erin, onder mijn arm. Op dat moment denk ik: Is dit wel een goed idee? Wat ben ik eigenlijk aan het doen? Ik heb de kat van Amina bij me in een vogelkooi en wil zo een Israëlische grenspost passeren? Wat denk ik wel niet? Maar nu ben ik al hier, de bruiloft gaat binnenkort beginnen en ik kan niet meer terug. Ik hoop dat de kat het haalt. Ik zie dat de soldaten naar me kijken terwijl ik aan kom lopen en zich afvragen wat die kerel bij zich heeft. Er beginnen alarm bellen te rinkelen in mijn hoofd en ik denk bij mezelf: Oké, maak ze niet wantrouwend, kom zo onschuldig mogelijk over. Je bent gewoon een leuke kerel met een mooie kat, niets om je zorgen over te maken. En ik begin tegen de kat te praten met zo’n lief, aanhalig stemmetje: ‘Hé Lulululu, wat ben je toch een mooi katje, het is vandaag een mooie dag en we gaan lekker samen naar Gaza.’ De kat is niet onder de indruk.
Ik kom in de buurt van de soldaten en zie dat ze alert zijn, ze hebben hun vingers om de trekker van hun geweren. Ze vragen wat ik bij me heb en ik antwoord zo luchtig en vriendelijk mogelijk: ‘O, dat is een kat.’ ‘Waarom heb je een kat bij je?’ ‘Die neem ik mee voor mijn zus.’
Ze geloven me niet. Ze overleggen met elkaar en één begint in zijn walkietalkie te praten. Dan staat opeens alle personeel van de Erez post om me heen om naar Lulu te kijken en mij vragen te stellen. Wie ben je? Waar kom je vandaan? Waarom wil je naar Gaza? Waarom heb je een kat bij je? Wie is je zuster? Waar is ze nu? Met wie gaat ze trouwen? Hoe is het mogelijk dat ze iemand in Gaza heeft leren kennen? Waarom gaat ze daar trouwen? Waarom heb je eigenlijk een kat? Woont die kat bij jou in huis? Hoe heet ie? Is het een huisdier? Waarom heb je eigenlijk huisdieren?
Dan komt de kapitein op me af en zegt: ‘Als je deze kat meeneemt naar Gaza, moet hij daar blijven. Je kunt hem niet mee terugnemen.’ En ik denk: Yes! en zeg: ‘Geweldig, perfect! Dat is precies de bedoeling.’
Hij kijkt me streng aan en zegt: ‘Heb je iets in die kat gestopt?’ Ik kijk heel serieus terug en zeg Nee. Dan zegt hij opnieuw: ‘Heb je de kat iets gevoerd dat verboden is?
En ik zeg: ‘Zelfs als ik dat had geprobeerd, was dat niet gelukt bij deze kat.’
‘Is die kat op enige wijze gevaarlijk?’
Ik bedenk allerlei grappige antwoorden maar zeg weer Nee.
Ik moet wachten. De tijd verstrijkt, mensen komen en gaan en ik denk aan de bruiloft die op het punt staat te beginnen. Dan zie ik dat de soldaten Lulu, nog steeds in haar kooi, op de bagageband hebben gezet om haar door de scanner te halen. Ze sturen haar heen en weer door het apparaat. Drie keer zie ik de kat in het apparaat verdwijnen, weer tevoorschijn komen om er weer in te verdwijnen. Ik ben bang dat ze van ergernis de kooi zal slopen. De soldaten laten me een deken over haar heen leggen om haar te kalmeren maar dat haalt niet veel uit. Uiteindelijk zeggen ze dat ik moet maken dat ik wegkom samen met mijn kat.
Als je klaar bent bij de Israëlische grenscontrole, moet je nog naar de Palestijnse maar die staan niet naast elkaar. De twee gebouwen zijn een heel eind van elkaar verwijderd. Dus neem ik een taxi en zet de kooi met Lulu erin in de kofferbak van de wagen. Lulu is het nu helemaal beu. Ze zit al ruim drie uur in die kooi en het is juli, midden in de zomer, dus het is heet. Als we rijden, hoor ik dat ze zich bevrijdt uit de kooi, ik hoor haar blazen en tekeer gaan.
We komen aan en de taxichauffeur vraagt wat ik nu ga doen. Hij wil van mij af en op zoek naar normale klanten zonder dieren. Het enige wat ik kan bedenken is, om de kofferbak heel voorzichtig open te maken en dan de kat met de deken proberen te vangen voordat ze kan ontsnappen, want daar zitten we allebei niet op te wachten.
Makkelijk ging het niet, dat kan ik wel zeggen. Lulu maakte een hoop stampij en gaf een paar flinke halen over mijn armen maar samen kregen we de kat terug in de kooi. Lulu mauwde en ging tekeer in haar kooi onder de deken. Bij de Palestijnse grenspost begonnen ook de Hamas-mannen allerlei vragen op mij af te vuren en moest ik weer een hele procedure doorlopen.
‘Wat is dat?’ ‘Dat is een kat.’ ‘Waarom heb je een kat bij je?’ ‘Die is voor mijn zus.’ Een man kijkt me aan, een en al minachting en schudt zijn hoofd.
‘Kom je helemaal uit Jeruzalem om je zus te bezoeken en heb je een kat voor haar meegebracht?’
Mijn geduld raakt langzamerhand op. ‘Luister’, zeg ik. ‘Mijn zus houdt van die kat en ik heb hem voor haar meegenomen omdat ze vandaag gaat trouwen. Ik ben net uren bezig geweest met al die shit aan de Israëlische kant en nu is die kat kwaad en overstuur. Precies op dit moment gaat mijn zus trouwen, mijn hele familie is daar dus laat me alsjeblieft door zodat ik nog op tijd op de bruiloft kan zijn en de kat aan mijn zus kan geven. Ja, ik heb een kat bij me. Die neem ik mee voor mijn zuster. Nee, er is niets gevaarlijks aan die kat. Laat me er alsjeblieft door.’
Het lijkt te werken. Ze geloven mijn verhaal, schrijven alle informatie op en dan, net voordat ze me laten gaan, zegt één Hamas-man tegen me: ‘Als God het wil, zullen we op een dag optrekken en Jeruzalem bevrijden’, daarmee implicerend dat Palestina het niet moet hebben van die zachtaardige stadsjongens en kattenliefhebbers zoals ik maar van mannen die het echte werk doen zoals hij. Ik neem de dichtstbij zijnde taxi.
Uiteindelijk kom ik net op tijd aan bij de bruiloft van mijn zus. Ik stap binnen net als de bruid en bruidegom in zaffah processie de grote feestzaal binnenlopen. Als mijn zus me ziet, in mijn spijkerbroek en gestreepte shirt omdat ik geen tijd heb gehad om me te verkleden, is ze meteen in tranen. Zo blij is ze dat ik toch nog op tijd ben gekomen. Als ze daarna de kat ziet, is ze compleet overdonderd. Amina’s gezicht is zo lief als ze tegen dieren praat.
‘O Lulu, Lulu, wat ben je toch een mooi beestje. Je bent nu in Gaza, jij wordt een Gazaanse kat!’
Maar daar blijft het niet bij. Ze vindt dat ik gek ben om die kat mee te nemen langs al die controleposten. Dat ze zich zorgen maakt omdat de kat veel heeft doorstaan tijdens de reis.
Een paar weken later is de kat verdwenen. We weten niet waarom. Misschien had ze last van trauma’s en is ze daarom van huis weggelopen. Misschien heeft iemand haar meegenomen. Ze was erg mooi, een parelwitte kat.
Ik wilde iets moois meebrengen uit Jeruzalem voor Amina omdat ze ging trouwen want ik wist dat als ze eenmaal in Gaza woonde, het heel moeilijk zou zijn om daar nog weg te komen. Het leek zo’n prachtig plan. Ze hield echt van die kat.