Deze weken in (en om) Valencia heb ik geprobeerd te kijken ‘achter de schermen’ van de stad. Ik vind het interessant om de zoeken naar wat onder de oppervlakte ligt, om dat wat ik zie te ‘lezen’. Dat hebben we vorig jaar september in Londen gedaan, en ook in Valencia proberen we dat. De geschiedenis van een stad laat z’n sporen na in het heden, en het vinden en interpreteren van die sporen vind ik enorm boeiend.
Parken in de stad
Het belangrijkste park van Valencia is bijna 8 km lang, en werd aangelegd in de bedding van waar tot eind jaren ’60 van de vorige eeuw de Turia rivier stroomde. In 1957 was er een enorme overstroming die grote delen van de stad onder water zette en vele levens kostte – daarna werd besloten om de rivier om te leiden. De oude bedding werd daarna omgevormd tot een multifunctioneel park, met wandel- en fietspaden, een hardloopcircuit en sportvelden, allemaal ingebed tussen bomen, struiken en grasveldjes. De bruggen zijn gebleven, maar waar de rivier vroeger als een scheidslijn werkte tussen de oude stad en de nieuwere wijken aan de noordkant, werkt het langgerekte park nu eerder als een verbindingszone tussen beide.
Groen in de stad is nodig voor het welzijn van de bewoners – onderzoek heeft uitgewezen dat zelfs een muurschildering van bomen of planten een weldadig effect heeft…
Verder tref je in de stad nog: het Parque Central, een recent aangelegd park in driehoekvorm, op een plaats waar vroeger de spoorrails liepen die nu ondergronds zijn gelegd. Als herinnering aan die functie staan er nog enkele goederenloodsen in het park, in modernistische architectuur en goed onderhouden c.q. gerestaureerd. Het Turia park en het Parque Central zijn initiatieven van de overheid.
Andere parken in de stad hebben een geschiedenis als voormalig privé- of institutioneel bezit. Het park bij het MuVIM museum en de bibliotheek was vroeger de tuin van een ziekenhuis; de Jardins de Montfort waren de achtertuin van een villa die in het bezit was van een adellijke familie; de Jardins del Real hoorden bij een koninklijk paleis; de Botanisch Tuin hoorde bij de universiteit; en het Parque del Oeste werd aangelegd op het een voormalig terrein van de luchtmacht.
De sociaaleconomische geschiedenis van de stad wordt op die manier deels weerspiegeld in de geschiedenis van het groen. Een ontwikkeling zoals in London, waar het merendeel van de huidige parken ontstaan zijn uit “commons” die in de 19e eeuw door de stedelijke overheden zijn opgekocht en een bestemming kregen als groenvoorziening, was in Spanje niet mogelijk. Daar waren geen “commons” omdat het feodalisme daar langer heeft doorgewerkt en het grootgrondbezit tot ver in de 20e eeuw een flinke rol heeft gespeeld.


Muurschilderingen
In de oude stad van Valencia is veel ‘street art’ te vinden, met name Barrio del Carmen. En uiteraard worden er dan speciale wandelingen georganiseerd. Bij een van die wandelingen wordt ook uitleg gegeven over de sociale boodschap van street art – het Barrio del Carmen is een deels verarmde buurt en er is een protestbeweging van krakers tegen o.a. de toename van Airbnb-toerisme terwijl er leegstand is en teveel mensen dakloos zijn. Ook dat hebben we gezien in Valencia: mensen die in een winkelpassage of een voetgangerstunnel een slaapplek hebben en de dag met bedelen doorbrengen. Van deze spanning maken we zelf ook deel uit, we verblijven immers in een Airbnb appartement. De stad doet actief aan city marketing voor toeristen maar ook voor expats. Bij de Arts y Ciencias maak je een selfie op een fotogenieke plaats of voor de manshoge letters “Valencia”, en in de wijk Russafa wordt de gentrification deels gedreven door de buitenlanders die hier een hip stekje zoeken en vinden. Valencia is recentelijk uitgeroepen tot de beste Europese stad voor expats, en we hebben er ook een paar ontmoet bij één van de tours in de omgeving. Ook de wijk Patraix, vroeger een dorpje maar inmiddels allang opgeslokt (maar niet vermorzeld) door Valencia, is een kandidaat voor toekomstige gentrification: wat oudere laagbouw die je ‘karakteristiek’ kunt noemen en die nog niet al te duur is, genoeg voorzieningen (buurtcentrum, supermarkt, school, horeca) en een eigen sfeertje terwijl de oude binnenstad en andere voorzieningen toch binnen handbereik zijn.
Op zondag bezochten we Requena, een stadje dat vooral bekend staat om de bodega’s (wijnmakerijen) en de grotten die al sinds mensenheugenis als opslag voor wijnvaten worden gebruikt. Er zijn daar veel muurschilderingen van groot formaat te vinden. Daarvoor is door de gemeente opdracht gegeven, het project “Requena Mural”, en er zijn beroemde kunstenaars voor aangetrokken. Dat is een goede manier om de stad leuker en daarmee leefbaarder te maken. Vooral in het binnenland van Spanje hebben stadjes en dorpen te maken met leegloop. In Requena is dat niet het geval, maar in het vlakbij gelegen Ayora is dat goed te zien. Tientallen panden staan te koop of te huur, en een schrikbarend aantal gebouwen is ernstig aan het vervallen. Een van de straatjes waar we door wandelden was zelfs halverwege afgesloten met een hek vanwege acuut instortingsgevaar van een verkrotte woning. In zulke stadjes is een vicieuze cirkel ingezet: mensen trekken weg omdat het wonen niet meer aantrekkelijk is, en door de leegloop krimpt de lokale economie, waardoor de gemeente weer onvoldoende geld heeft voor projecten om de leefbaarheid te verbeteren, etc.





Kastelen en toeristen
Waarom klimmen toeristen een slingerweg op naar een kasteelruïne op een berg? Voor het uitzicht? Voor de insta-foto’s? Omdat het in de boekjes aanbevolen wordt als “top site”?
Op zaterdag reden we met een huurauto naar Xátiva, een stadje op zo’n 60 kilometer afstand van Valencia. Het is bekend om (de resten van) een enorm kasteel dat op een bergrug is gebouwd. Je slingert eerst via een aantal haarspeldbochten de helling op, om dan door (natuurlijk) een versterkt poortgebouw het terrein te betreden. Naar links is het ‘lage kasteel’ en naar rechts klim je nog wat verder naar het ‘hoge kasteel’. Uiteraard was het al ver voor de middeleeuwen een plek waar een fortificatie stond, die door de Arabische heersers verder versterkt en uitgebreid werd, waarna de christelijke heersers er nog een schepje bovenop deden. Halverwege de 18e eeuw maakte een forse aardbeving de meeste torens en muren met de grond gelijk. Halfslachtige restauratiepogingen met beton doen her en der veel afbreuk aan de sfeer, maar het geheel blijft desondanks indrukwekkend te noemen. Dat komt voor een flink deel door de hoge ligging op die bergrug. Daardoor heb je een fantastisch uitzicht naar de dalen eromheen en de bergen verderop aan alle kanten. En door de langgerekte vorm van het geheel, lijkt het soms of je op een stuk Chinese muur aan het rondklimmen bent.
We vroegen ons af wat zoveel mensen beweegt om naar zo’n kasteel te komen – te oordelen naar de manier waarop ze rondlopen kan het niet allemaal historische belangstelling zijn. Hele hordes sjokken door de ruïnes, lezen nauwelijks de toelichtingen, en kijken wat verveeld om zich heen. Er lijkt nog het meest belangstelling te zijn voor de uitzichten over de valleien links en rechts naast het kasteel, en voor de bergtoppen in de verte. En natuurlijk de insta-foto’s en selfies die door bijna iedereen gekiekt worden. Fragmentjes van het verleden als decor en bevestiging van het eigen bestaan.

Miskend erfgoed
Interessant is ook dat de Arabische periode (toch zo’n 800 jaar) er in de verschillende toelichtingen over het kasteel nogal bekaaid afkomt. Dat zagen we ook op andere toeristische plekken: bij de stadsgrotten van Requena, bij de tegeltableaus in het stadje Ayora, en in het (geringe) aantal keren dat er naar de Arabische periode verwezen wordt bij bezienswaardigheden in Valencia zelf. Je zou de indruk kunnen krijgen dat het Iberische schiereiland enkel bewoond is geweest door Iberiërs, Romeinen en katholieke Spanjaarden. In de vorige blogs heeft Marianne daar al over geschreven, en het is mij ook sterk opgevallen. In een gesprekje met onze huisbaas bevestigde hij dat er nog wel wat ‘katholieke kortzichtigheid’ te overwinnen valt, voordat Spanje aan een (her)waardering van z’n Arabische voorvaderen toe is.
Bijzondere planten en vogels
Tijdens onze rondreis tussen de wijngaarden bij Requena kwamen we ook langs boomgaarden met amandelbomen die in bloei stonden – een prachtig gezicht! De kleine roze bloesems aan alle takken van honderden bomen op rij hebben een betoverend effect, en we stopten bij een van die velden om ze van dichtbij te bewonderen en de bijen te horen zoemen. Zo vroeg in het jaar zoveel bloesem, dat is heel bijzonder om te zien.
Vlak ten zuiden van Valencia ligt de Albufera, een beschermd natuurgebied van ruim 20.000 hectare groot, pal achter strand en duinen. Het bestaat deels uit bosgebied, een deel wetlands, een enorm meer (het grootste van Spanje) en uitgestrekte rijstvelden. Vanwege al het water zijn er veel insecten, en dat maakt het tot een habitat voor letterlijk honderden soorten vogels. Op zaterdag zagen we een grote kolonie flamingo’s – die overwinteren hier in de maanden januari, februari en maart. Dit unieke schouwspel trok ook veel vogelspotters en fotografen aan, het was een drukte van belang langs de kant van de weg om de vogels te zien fourageren een uurtje voor zonsondergang.
En op maandag zag ik voor het eerst van m’n leven een hop, in de botanische tuinen. Ik moest denken aan de legende van de hop, waar in “The book of collateral damage” van Sinan Antoon naar wordt verwezen. Zo kwam de Arabische geschiedenis de tegenwoordige tijd binnen vliegen…


