Muziek en zang
Muziek en zang blijken een terugkerende factor te zijn tijdens dit verblijf in Valencia. Afgelopen donderdag gingen we kijken bij het watertribunaal en raakten verzeild in een samenscholing van kijkers rondom een typisch Spaanse tuna, een studentenorkestje. Lang geleden had ik dit wel eens eerder gezien maar toen waren de muzikanten een stuk jonger dan deze oude knarren die hun studententijd nog steeds niet helemaal hadden losgelaten. Een tuna is een groep mannen met zwarte kuitbroeken en rijk versierde capes met kleurige linten die met een paar gitaren en banjo’s in studentensteden rondtrekken en sentimentele liedjes zingen. Ze kunnen er ook een dansje bij maken, dan gaat een van hen met een kleine tamboerijn rondspringen in het midden van de groep. De gemiddelde leeftijd van deze tuna lag ver boven de veertig maar de spirit om te dansen en te zingen was nog levend. Die dag traden zij op voor de kathedraal als opwarmertje voor het tribunaal (opwarmertje kun je hier letterlijk nemen want de temperaturen zijn nog laag in Valencia). Er bleek die dag een bijzondere ceremonie te zijn gepland want het tribunaal deelde onderscheidingen uit. En een daarvan, geloof het of niet, ging naar de Virgen de los Desamparados (Maagd van de Hulpelozen) die normaal gesproken in de kerk pal naast de kathedraal ‘woont’. Deze maagd is de patroonheilige van Valencia en geliefd bij velen. Bij speciale gelegenheden wordt ze van haar kerk naar de kathedraal getransporteerd om daar door haar fans toegejuicht te worden. Dat gaat gepaard met het strooien van rode bloemblaadjes, het zingen van liederen om de liefde te betonen en een vaste kreet waarmee de Valencianen de trouw aan hun stad, hun identiteit en hun maagd nog eens onderstrepen. Voor mij als ex-protestant is het altijd wat ongemakkelijk om te zien hoe mensen zo’n affectie betonen aan een ‘pop’, een beeld dat ze daarna ook nog bedanken voor alle keren dat zij als intermediair gebeden heeft voor de Valencianen en voor alle andere hulpelozen. Daarbij werden dit keer gelukkig ook de slachtoffers van de verschrikkelijke aardbevingen gememoreerd. Aan de andere kant weet ik als religiewetenschapper dat door dit soort interventies beelden, poppen geanimeerd worden en mensen helpen om boven zichzelf uit te stijgen.
Na deze levendige ceremonie was het tribunaal uitgevoerd door een rij oude mannetjes een beetje saai en hadden we het inmiddels ook zo koud gekregen dat we een warm tentje opzochten. Want het weer in Valencia is niet helemaal zoals we hadden gehoopt. De eerste zondag was het nog stralend maar daarna kelderden de temperaturen, werd het bewolkt, winderig en regenachtig en vooral ’s avonds heel fris. Gelukkig hebben we een comfortabel, warm huisje maar buiten moet wel de muts op en de sjaal aan.
Nog meer muziek en zang kregen we op zondagavond te horen, toen we voor deze tweede keer op rij afreisden naar Torrent om daar te luisteren naar de Capella de Ministrers (ons woord minstreel is daarin te ontdekken) een muziekgezelschap van oude oosterse muziek. Met schitterende instrumenten zoals de kanoen, de nay, de rabab en de luit en een prachtige stem hadden ze liefdesgedichten van 1000 jaar oud op muziek gezet en verwerkt tot een concert. Ook van dit gezelschap zijn opnamen te vinden op YouTube. Zie Capella de Ministrers en El Collar de la Paloma.
De gedichten vertellen een bijzondere historie. De dichter Ibn Hazem el Andalusi werd in 994 in Córdoba geboren en vertrok daar toen het kalifaat was gevallen. Valencia, al Balanciye, werd een zelfstandige taifa (daarover later meer) en hij vestigde zich in Xátiva, een stadje in het binnenland van Valencia. Hij was een wetenschapper en filosoof en hij schreef poëzie. Zijn bundel El Collar de la Paloma is overgeleverd en bevat lyrische liefdesgedichten in het Arabisch die een inspiratiebron zijn geweest voor zowel oosterse als westerse lyriek. Zondagavond hoorden we vijf composities en genoten van het geweldige spel en samenspel tussen deze uitstekende muzikanten en de zangeres. Wat mooi dat de grote bijdrage van de Arabische cultuur tegenwoordig in Spanje steeds meer op waarde wordt geschat.



De Arabische erfenis
Het zal de meesten van jullie niet verbazen dat Ralph en ik geïnteresseerd zijn hoe de Arabische erfenis hier in Valencia nog steeds doorwerkt. Eerst even iets over de historie en de verschillende periodes.
Na de Arabische invasie in Al Andalus hoorde Valencia eerst bij het kalifaat van Córdoba. De heersers waren de Omayyaden, we zagen nog niet zo lang geleden in Damascus de schitterende moskee die daar door de kalief is opgetrokken en waaraan de toenmalige inwoners van Valencia en wijde omgeving vast hebben meebetaald. Dat kalifaat viel uiteen rond 1000 en toen werd Al Andalus verdeeld in taifa’s, zelfstandige rijken waar de heerser een eigen munt sloeg en zelf belasting hief. Voor de interne ontwikkeling van de taifa was dit zeker gunstig, in die tijd werd Al Balanciye een centrum van land- en tuinbouw (door de goede organisatie van de irrigatie!) en van nijverheid. Maar voor de machtspositie van de Arabieren was het ongunstig want de taifa’s waren veel gemakkelijker aan te vallen. Ook El Cid Campeador, een middeleeuwse christelijke krijgsheer bezongen in epische verzen, slaagde erin Valencia even te veroveren maar later namen de Arabische heersers het weer over. Zo ging het kat- en-muisspel tussen moros en cristianos een paar eeuwen door en men raakte daar zo op ingesteld dat het een jaarlijks volksfeest is geworden dat nog steeds op verschillende plaatsen in Spanje gevierd wordt: La Fiesta de los Moros y los Cristianos, een feest dat nu natuurlijk altijd door de Christenen wordt gewonnen. Want de mythe van de Reconquista is er goed ingeramd hier in Spanje en eeuwenlang hebben de Spanjaarden geleefd met hun rug naar de Arabische wereld en hun gezicht naar het noorden van Europa. De realiteit is natuurlijk dat de bevolking, de taal, de cultuur, architectuur en het dagelijks leven hier een mooie mix zijn van beide invloedssferen.
Nog even terug naar de historie. In 1245 werd Valencia ingenomen door de christelijke koning Jaume I en kwam een eind aan vier eeuwen Arabische overheersing. Daarmee was de invloed van de Arabieren nog lang niet voorbij. Velen bleven hier wonen, werden moriscos genoemd en bleven hun bijdrage leveren aan de samenleving. Vooral voor ambachten als potten bakken, tegels glazuren, leer en metaal bewerken was de Arabische invloed van groot belang. Pas rond 1600 werden de moriscos verdreven en stortte daarna de economie in. Net goed, denk ik dan maar…
Wat is er nu nog zichtbaar van de Arabische erfenis? Natuurlijk in de architectuur: zoals de patio’s met fonteinen, het ijzeren hekwerk en de tegeltjes, in de keuken: de olijfolie, amandelen in allerlei verwerkingen (turron en horchata) en de vele andere zoetigheden, zoals alfajores. Je hoort het Arabisch in de plaatsnamen: alle namen beginnend met Al (Alacant-Alicante, Altea) of met Beni (Benidorm, Benicasim, Benimaclet) verwijzen naar Arabische stichters. En natuurlijk in de taal, alle woorden die beginnen met al zijn van Arabische oorsprong. En gelukkig wordt nu ook in de historie steeds meer de waarde van de Arabische erfenis onderschreven. We zagen dat in het archeologisch museum maar ook in het museum voor Keramiek waar een hele afdeling aan de Arabische nijverheid werd gewijd. Gistermiddag bezochten we het Museo de Bellas Artes, het pronkstuk van Spaanse en Valenciaanse schilderkunst en zowaar, direct bij de ingang was een verwijzing naar de Arabische beschaving die het sierlijke kufi-schrift had geïntroduceerd. Het was maar een klein hoekje in verhouding tot de overdaad aan altaarstukken, schilderijen van heiligen, monniken, martelaren en maagden dat we in de rest van het museum zagen, maar toch. Dit museum bezit trouwens een geweldige triptiek van Jeroen Bosch, el Triptico Improperios, een bezit waar ze in Den Bosch vast heel jaloers op zijn.






Zelfstandige deelstaat
Nog even terugkomend op de historie, het duurde een hele tijd voordat Valencia weer een zelfstandige deelstaat werd. Na een bloeitijd in de 15e eeuw als zelfstandig deel van het Koninkrijk van Aragon moest Valencia wachten tot in 1982 eindelijk de Comunidad Valencia kon worden uitgeroepen. Deze zelfstandigheid bracht ruime budgetten met zich mee en sindsdien investeert Valencia in architectuur en bouwprojecten om de stad op te knappen, her in te richten en uit te breiden. Dit leidde onder andere tot het prestigieuze project Ciudad de las Artes y Ciencias van Calatrava, de herinrichting van de haven en de aanleg van kilometers lange fietspaden. Afgelopen zondag hebben we daarvan dankbaar gebruik gemaakt toen we samen met onze zoon Marijn en zijn vriendin Behesht ontspannen door de stad en naar het strand gepeddeld hebben. Heel fijn dat overal rood geasfalteerde, meest vrij liggende fietspaden beschikbaar zijn en heel leuk om te zien dat op veel kruispunten tellers staan die het aantal passerende fietsers per dag tellen. Hier zijn ze (nog) echt blij met fietsers.
En een grote stad is nooit klaar en dat is ook hier het geval. Een paar dagen geleden liepen we een rondje door het nieuwe stadspark, Parc Central, dat kon worden aangelegd omdat de spoorlijnen ondergronds zijn gegaan en er een groot terrein vrijkwam. Het park was nog wat kaal, het is winter en de begroeiing is nog jong, maar het kan een mooie groene long worden voor de Valencianen. En woensdag maakten we een tochtje naar de nieuwbouwwijken van de stad en zagen moderne architectuur, grote flats, kantoren en wooncomplexen die de stad kosmopolitische allure geven.


Paella en Fallas
Ten slotte nog iets over twee van de unique selling points van Valencia: de paella en de Fallas (de sinaasappels laat ik even buiten beschouwing maar ze zijn zeker heel lekker en heel goedkoop).
Zaterdag deden we een workshop om zelf paella te maken. We kregen een uitleg van een leuke Valenciaan, Ramon in de wijk Russafa. Dat is trouwens een Arabische naam, genoemd naar de tuinen van het koninklijk paleis, ooit een wijk buiten de stadsmuren, vooral toevluchtsoord voor migranten, lange tijd in slechte staat en met een bedenkelijke reputatie, nu herontdekt en een goed voorbeeld van gentrificatie. Eerst gingen we met Ramon naar de wijkmarkt waar die gentrificatie zichtbaar was omdat tussen de kramen van Spaanse ondernemers ook kraampjes van Japanners, Latijns-Amerikanen en zelfs een stalletje van een Nederlands echtpaar te vinden was. Daarna gingen we aan de slag in een lokaal café. Paella is een gerecht uit de Albufera, de lagune in de buurt van de zee waar rijst wordt verbouwd. De arbeiders daar wilden een eenpan rijstgerecht waar ze alles aan konden toevoegen wat voorhanden was. Groente van het seizoen en vlees, volgens Ramon aanvankelijk ook ratten en muizen, moeten zorgen voor de smaak van de bouillon waarin de rijst wordt gekookt en later een beetje aangebakken. Het was leuk om samen aan de slag te gaan onder het genot van een glaasje sangría, een stukje kaas en worst en daarna, na wat geduld en serieus kijken hoe de rijst tevoorschijn komt uit de bouillon, lekker te smullen van eigen werk. Vrijdag gaan we een fietstocht maken naar de Albufera en komen we vast en zeker restaurants tegen die zich hebben gespecialiseerd in het maken van een paella.
En dan de Falla’s. Het is nog maar februari maar de koorts ter voorbereiding van dit grote volksfeest is al voelbaar in de stad. Overal hangen posters met de festiviteiten, tijdens de Falla’s beginnen ook de stierengevechten in de plaatselijke arena en zijn er popconcerten en andere evenementen. De winkels met de prachtige kleding doen goede zaken en hier en daar verschijnen de Fallera’s in hun kostuums voor fotosessies. De Fallas is een volksfeest om de lente te begroeten. Het feest gaat gepaard met veel (knal)vuurwerk en grote feestvuren. Elke wijk presenteert een ‘Ninot’, gemaakt door professionals die aan het eind van het feest wordt verbrand. Dat is eeuwig zonde want deze Ninots zijn waren kunstwerken. Er is hier een museum waarin de Ninots die zijn gespaard, elk jaar bepaalt een jury welke dat is, worden tentoongesteld. Je kunt in dat museum de ontwikkeling zien van deze creaties vanaf de jaren 30 tot nu. Verder hebben de Fallas kenmerken van carnaval met insignes, een Miss, optochten en natuurlijk veel eten, drinken en knallen. Als het even kan ga je die dagen verkleed maar dat is niet zo ordinair als tijdens ons carnaval, de klederdracht van deze regio is wonderschoon. Opvallend is het grote verschil tussen de meisjes, vrouwen die er bijna koninklijk uitzien en de jongens, mannen die meer een boerendracht dragen. De vrouwen hebben hun haar in ingewikkelde vlechtpatronen gedraaid en vastgezet met kammen en spelden. Hun zijden jurken zijn prachtig geborduurd en afgezet met kant en daaronder dragen ze zeker een stuk of drie rokken. De mannen dragen een kuitbroek, ondervest en alpargatas (touwschoenen). Het moet een prachtig spektakel zijn om zoveel mensen, jong en oud, verkleed over straat te zien paraderen.


