Impressies van onze reis door Syrië, 13-20 oktober 2022
Als de sfeer niet zo beladen was, zou je een foto maken van deze plek: uitzicht op zee aan de ene kant, uitzicht op een baaitje met een paar roeibootjes aan de andere, en in het midden wij, lopend met onze koffers van de eerste poort naar de volgende. Maar dit is Arreeda, de noordelijke grensovergang tussen Libanon en Syrië en we weten niet precies wat ons hier te wachten staat.
Vanmorgen waren we nog in Tripoli en maakten een stadswandeling met vlotte gids Mira, een vrouw die geen blad voor de mond neemt. In rake volzinnen verbond zij heden en verleden, historie en politiek terwijl ze ons in pittig tempo door de oude binnenstad van Tripoli leidde en de kenmerken van de Mammelukse stijl uitlegde. Zo’n gids zullen we in Syrië waarschijnlijk niet treffen.
We kochten een doos zoete en hartige hapjes bij de overvolle, rijkelijk versierde banketbakkerij van Abdulrahman Hallab, de Zalatimo van Tripoli, en scheurden met onze chauffeur naar de grens. Daar liet hij ons achter en bevonden we ons even in een niemandsland. Stil was het allesbehalve bij de grenspost, overal krioelde het van de mannen, oud, jong, in uniform en in spijkerbroek en van niemand was het helemaal duidelijk welke rol hij had. Dit beeld is een voorbode van wat we nog veel vaker gaan zien: in hotels, cafés en restaurants, bij winkels en op markten. Overal zijn veel meer mensen dan nodig, de meesten zitten of staan te kijken en doen niets. Het weinige werk dat er is wordt ook nog opgeknipt in kleine taken die aan elkaar worden overgedragen. Op ons komt het niet heel efficiënt over maar het betekent wel dat veel mensen (een beetje) bezig zijn en elkaar gezelschap houden.
Een van de mannen in uniform, wellicht een douanebeambte, heeft inmiddels onze paspoorten gevraagd en een ander gaat buiten op een krukje aan een tuintafeltje zitten om de gegevens over te schrijven op een wit vel papier. Wat hij opschrijft is een mix van transcripties in het Arabische en Latijnse alfabet maar dan wel van rechts naar links. Na een moeizame poging om ‘Koninkrijk der Nederlanden’ over te schrijven houdt hij het voor gezien en komt naar ons toe. Hij begint om ons heen te draaien en vragen te stellen: Wie zijn we? Wat komen we doen? We noemen de naam van ons reisbureau en de eigenaar Fadi Skaf. Die moet worden gebeld en dat telefoontje doet wonderen. Even later komt Fadi aangesneld samen met onze gids. Een jongere en een oudere man, allebei een beetje te zwaar, worden de komende dagen belangrijke mensen in ons leven. En wij in dat van hen.
Fadi heeft in zijn broekzak een dikke rol bankbiljetten en daarmee begint hij kwistig rond te strooien. Ook dat doet wonderen. Alweer een beeld wat we vaak gaan terugzien: bij checkpoints en toeristische sites, in cafés en restaurants en in de haven om de veerboot in beweging te krijgen. De toegestoken biljetten houden de samenleving in beweging.
Stapels biljetten
Libanon en Syrië kampen beide met een hyperinflatie en zijn beide niet ingericht op digitaal betalen. De redenen waarom zijn enigszins verschillend maar de effecten zijn hetzelfde: rekeningen met astronomische bedragen en stapels biljetten die niet in je portemonnee passen. Vrijwel elke rekening moet worden betaald met grote stapels die door het dienstdoend personeel in razend tempo worden nageteld.
In Syrië zijn de meest gebruikte biljetten die van 1000 en 2000 Syrische pond, waarbij 5000 pond gelijk staat met een dollar. In Libanon zijn de bedragen nog astronomischer, 100.000 lira staat gelijk aan € 2,50 maar daar is betalen in dollars vaak wel mogelijk, zeker in Beiroet. In Syrië is betalen in dollars echter verboden en middenstanders zijn er huiverig voor omdat ze een boete kunnen krijgen of hun winkel kan worden gesloten. Geld pinnen is voor buitenlanders onmogelijk omdat het land is afgesloten van het buitenlands betalingsverkeer. En dat is nog maar een consequentie van de sancties die zwaar drukken op het land.
Reizen in Syrië
Reizen in Syrië kan niet zonder visum en een visum kan alleen worden verkregen door je reis te boeken bij een Syrisch reisbureau. Dat reisbureau moet van dag tot dag vastleggen waar je logeert, waar je heengaat en met wie je contact hebt. Dat logeren mag overigens niet bij particulieren maar alleen in hotels. Als het hele programma van de reis is vastgelegd, kan de visumprocedure worden gestart. Je kunt de reis niet op eigen gelegenheid uitvoeren maar je moet steeds vergezeld worden door een gids, transfers worden ook door het reisbureau geregeld met een chauffeur. Dat betekent in de praktijk dat je een groot deel van je reis vergezeld wordt door twee personen. Omdat wij in een kleine groep van vier personen reisden was de verhouding enigszins in balans maar als je met z’n tweeën reist, kan de aanwezigheid van twee begeleiders behoorlijk benauwend worden.
Onze gids was een oudere man, duidelijk een docent-type die Engels sprak met een ouderwets deftig Brits accent inclusief veel stopwoorden. Ook zijn kennis en kennisoverdracht waren ouderwets, eenzijdig zendend en met veel feitjes. Bovendien moet hij op zijn woorden passen en vertelt dus weinig of niets over het huidige leven in Syrië en des te meer over de oude stenen die je hier overal tegenkomt. De bloedige oorlog van de laatste 10 jaar noemt hij eufemistisch the crisis, volgens hem gaat hij elke dag beter met Syrië en zal het toerisme snel op gang komen als de ambassades zich weer in Damascus gaan vestigen. Geen woord over de dictatuur van de grote leider, de geopolitieke spanningen, de sancties en de massale uittocht die nog steeds gaande is.

De eerste volle dag dat we met hem op pad gaan, merken we dat hij alle tijd neemt om steen voor steen de kenmerken van een kruisvaarders kasteel uit te leggen maar er niet bij stilstaat dat gewone mensen wel eens naar de wc moeten, liefst naar een schone wc, of behoefte hebben aan een kop koffie. Omdat we met een groepje zijn, is het fijn om verschillende rollen te spelen. Terwijl de een zich wat geïrriteerd opstelt, kan de ander een beetje stroop smeren. Zo slagen we erin kleine verschuivingen aan te brengen in de uitvoering van het programma maar veel meer dan nuances zijn het niet. Vooraf hadden we een vrije dag geclaimd in Damascus. Als bij aankomst daar blijkt dat we er nog wel een vrije dag bij kunnen hebben, kan directeur Fadi daar om ‘security reasons’ geen toestemming voor geven. Dagelijks moet de gids foto’s van ons maken en rapporteren waar we zijn en wat we doen. Deze vakantie zijn er meer foto’s van mij genomen dan ik zelf heb kunnen nemen! Ook bij de checkpoints komt steeds het magische formulier met onze gegevens tevoorschijn en moeten de chauffeur en/of de gids meelopen naar het kantoortje. Waarschijnlijk komen er dan weer wat biljetten aan te pas om ons door te laten rijden.
Er zijn veel checkpoints in Syrie, zowel bij de toegang naar steden en wijken als ook onderweg. Voor wie bekend is met de checkpoints in Palestina, zijn ze niet intimiderend, soldaten dragen geen helmen of kogelwerende vesten en hun wapens hangen achteloos op hun rug. Ik denk wel dat wij alleen op basis van onze visa er toch niet gemakkelijk langs waren gekomen. Zelfstandig reizen is sowieso geen optie. Dus ja, zo’n gids is een noodzakelijk kwaad om dit bijzondere land te bezoeken, veel van de informatie die hij vertelt, kun je ook zelf opzoeken of wist je al.
Vervallen Amriet en Arwad

Meteen over de grens worden we al geconfronteerd met de vervallen staat waarin Syrië verkeert voor zover wij dat hebben gezien. Onderweg naar Tartus passeren we de historische site van Amriet maar er is geen enkele aanwijzing dat die zich daar bevindt. De toegang is begroeid met riet en onkruid en lijkt geheel vergeten. Opeens staan we oog in oog met de resten van een Phoenische/Kanaänitsche tempel, zo’n 4 millennia oud. De nederzetting van Amriet had niet alleen een grote tempel omgeven door water maar ook een stadion met een arena en een uitgestrekte begraafplaats met koningsgraven. Alles ligt er nu verwaarloosd bij, zonder routebordjes of beschrijvingen met achtergrondinformatie. In een vervallen roodstenen gebouwtje zat vroeger de kaartverkoop en misschien een winkeltje of cafetaria maar dat is nu allemaal vergane glorie.
Dit voorjaar zagen we ook de resten van een Kanaänitische poort in de Golan Hoogte, niet eens zover hier vandaan, ooit Syrië, nu bezet door Israël. Daar was de poort opgenomen in een Israëlisch Nationaal Park. Dat betekent dat je entree moet betalen, dat er paden zijn uitgezet en er bordjes staan met toelichting vanuit zionistisch perspectief. Bij de poort daar was een maquette geplaatst zodat je je kon voorstellen hoe het er ooit had uitgezien, de poort zelf was beschermd door een overkapping. Daar moet je betalen om het te zien, hier moet je weten welk achterafweggetje je moet inslaan.

Ook het eiland Arwad voor de kust van Tartus dat we de volgende dag bezoeken, kenmerkt zich door verval en verwaarlozing. Ooit de trotse vesting van de Feniciërs, later bewoond door de Assyriërs en de Perzen en het laatste toevluchtsoord van de kruisvaarders voor ze zich terugtrokken uit het Midden-Oosten. Nu zien de huizen er armoedig uit, de hele kustlijn ligt vol afval en de plaatselijke school lijkt wel een afgeschreven kazerne. In de zomer is het hier drukker en levendiger vertelt onze gids maar nu zijn we aan het einde van het seizoen en lijkt het werk opgehouden. We zien dat met een andere veerboot groenten en fruit worden aangevoerd want op het eiland zelf groeit niets. Wel zijn er een paar scheepswerven waar fraaie houten boten worden gemaakt.
Badplaats Tartus
Zaterdagmorgen 15 oktober, daar zit ik dan op ons balkon met uitzicht op zee. In de verte liggen grote schepen voor anker, op de pier staan vissers onder parasolletjes, langs de kustlijn staan heel veel plastic stoelen. Dit ziet eruit als een badplaats in zijn nadagen, niet overgenomen door luxe strandtenten of neonreclames, een beetje versleten, aangetast door de tijd, wellicht een mooi decor voor een nostalgische film. Maar ik kan hem niet ontwijken, het gigantische bord in het midden van de boulevard met daarop de afbeelding van de grote leider met de tekst in Arabisch: Ma’ak. Hier hoor je vaak de groet Allah ma’ak, dat is, God zij met je, maar deze leider neemt schaamteloos de plaats van god in en staart je aan op aanplakbiljetten, posters en borden. Er zijn allerlei foto’s in omloop, de leider vastberaden, agressief, vriendelijk, actief en sportief, en ze zijn letterlijk overal. Van zijn vader staan er ook standbeelden, een soort poppen die soms hun armen naar voren steken en die soms stijf langs het lichaam laten hangen. Het is een hele industrie en een professionele pr-machine waarop duidelijk niet bezuinigd wordt.
Dagelijks leven onderweg

Syrië is een erg groot land en wij hebben maar een klein deel verkend. Daar hebben we al veel typen landschap gezien: heuvels, bergen, vlaktes. Veel grond is vruchtbaar en er wordt veel verbouwd. Zeker nu door de sancties geen import meer mogelijk is moet het land zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn. We zagen de oogst van sperziebonen, appels, olijven en sinaasappels. We zagen ook hele dorpen en wijken met verlaten en ingestorte huizen, de kogelinslagen nog zichtbaar. Tijdens de bloedige oorlog is de bevolking naar schatting gehalveerd. De helft is vertrokken of gesneuveld. Het blijven schattingen want Syrië houdt geen burgerlijke stand bij, dat is te confronterend voor de grote leider.
Toch is het leven op straat echt niet allemaal misère: aan de kust, in de stad en in de dorpjes onderweg zitten mensen bij elkaar, kletsen, drinken een drankje, roken een waterpijp of spelen met hun telefoon. Het dagelijkse leven is ijzersterk en herstelt zich keer op keer. En als ’s avonds in Tartus het kleurige, lichtgevende treintje zijn rondjes rijdt over de boulevard met de muziek keihard aan, dansen de kinderen en klappen de ouders in hun handen. Er zijn ballonnen en suikerspinnen voor de kleintjes. Het is een geweldig vermaak en dat voor 50 cent per ritje.
Hutjes, hokjes, huisjes, schuurtjes en afdakjes, ze staan overal en dragen bij aan de rommelige indruk die je krijgt tijdens de lange autoritten. Erin of eronder de onvermijdelijke plastic stoelen, soms verlaten maar vaak bezet door een of meer mannen. Ze maken de indruk daar rustig de hele dag te zitten. Ze kletsen wat, roken, drinken koffie of kijken op hun telefoon. Of ze nog bezigheden hebben en zo ja welke, wordt niet duidelijk. Of ze op iets of iemand wachten, evenmin.
Een ander terugkerend beeld onderweg: de brommers en de scooters, een net iets goedkoper vervoermiddel dan de auto en multifunctioneel. Om personen te vervoeren, van een mens tot een heel gezin: vader voorop, een kind daarvoor of tussenin en vaak ook nog een onder moeders arm die achterop zit. We zagen scooters met wel vijf passagiers. Maar ze worden ook gebruikt om goederen te vervoeren: een of meer gasflessen, meubels, dozen, pakketten of balen. En dat allemaal zonder helm of snelheidsbeperking.
Reizen en tanken

Benzine is in Syrië op de bon. Dat betekent dat autobezitters een of twee keer per maand kunnen tanken bij een van de vele tankstations, zonder reclame, die er nu veelal verlaten bijliggen. Als je met je rantsoen niet toe kunt, en in Syrië zijn de afstanden groot en er is geen trein als alternatief, moet je een beroep doen op handelaars langs de weg. Bij allerlei stalletjes staan jerrycans vol benzine, illegaal gesmokkeld, meestal uit Libanon. Langs die wegen zijn ook checkpoints of er komen militairen langs. Die kunnen de handelaars bekeuren of de benzine in beslag nemen maar in de praktijk laten ze zich blijkbaar afkopen met smeergeld. Dat betekent dat die jerrycans heel duur zijn. Onze chauffeur moet ook van deze ‘service’ gebruik maken tijdens onze transfer van Tartus naar Damascus, ongeveer 225 km. Terwijl de handelaar de jerrycans voorzichtig in de tank giet, klopt de chauffeur met een rubberen hamer op de tank om de bellen eruit te halen. Dat heeft hij duidelijk veel vaker gedaan. Voor twee jerrycans moet hij een bedrag in Syrische ponden afrekenen dat ongeveer overeenkomt met 50 dollar, een astronomisch bedrag voor de meeste Syrische automobilisten maar dit keer betaald door ons, ‘rijke’ toeristen.
Contrasten
16-10. Net aangekomen in Damascus, het is vandaag een dag vol contrasten. We zijn net ingecheckt in een schitterend hotel in weelderig Ottomaanse stijl, even daarvoor reden we de hoofdstad binnen langs eindeloze rijen lege en kapotte flats. Daar zag het er troosteloos en verlaten uit maar hier in de oude stad barst het van het leven. Wel is het ’s avonds donker op straat en moet je goed opletten waar je loopt. Elektriciteit via het net is er niet, het hotel draait op generatoren die af en toe uitvallen om dan weer licht suizend op te starten.

Ook de rit hiernaartoe was vol contrasten. Onze eerste pleisterplaats was Hama, prachtig gelegen langs de rivier Orontes, groen, lieflijk en met een bijzondere attractie: een tiental reusachtige, luid krakende waterwielen, die draaiend een imposant beeld opleveren. De bevolking hier is (streng) soennitisch, dus alle vrouwen zijn gesluierd, velen met nikaab. Hier heeft in de jaren ’80 een grote massaslachting en verwoesting van de binnenstad plaatsgevonden omdat de regering de aanhangers van de Moslim Broederschap wilde uitschakelen. Dat zou je niet zeggen als je dit lieflijke stadje ziet.

De volgende stop was Maaloula, een dorp in de bergen, kaal, fris, de huizen gebouwd tegen en in de rotswand. Daar zijn de mensen christen, orthodox en katholiek. We bezochten een kerk met klooster gewijd aan Mar Sarkis (heilige Serge) en een nonnenklooster (Convent van de heilige Tekla met nog negen zusters) dat alleen bereikbaar is via een pad tussen de rotsen. Op beide plaatsen heerste een serene, rustige sfeer, in de kerk bad een jonge vrouw het Onze Vader voor ons in het Aramees. Uit het boek van Rafik Schami [i] weet ik inmiddels dat de rust hier bedriegt want deze plaats is het decor geweest van bloedige vetes tussen families en van confrontaties tussen christenen en moslims.
Deze dagen zijn boordevol indrukken en opvallend genoeg zijn er veel bij van devotie en schoonheid, meditatieve momenten die worden veroorzaakt door gebouwen, -moskeeën, kerken, archeologische resten- maar ook door de uitgestrektheid van het landschap, de bossen en de bergen en vooral de weidsheid en leegheid die we ervaren.
Dag in Damascus

Op maandag 17 oktober is het dan eindelijk tijd voor onze kennismaking met Damascus. De straatjes in de oude stad zijn smal met veel mashrabiyye vensters. De huizen hebben muren van leem en hout in sommige gevallen in een slechte staat. Beneden zijn winkeltjes en werkplaatsen, boven zitten oude vrouwtjes op de uitkijk. We lopen binnen bij een werkplaatsje waar oude mannen bezig zijn met het inleggen van houten tafels en dozen, een typisch Syrisch ambacht. In twee jaar tijd maken ze 20 tafels die kunnen worden gebruikt als schaak- of koffietafels. Jonge opvolgers voor deze vakmannen zijn er niet of nauwelijks. Ook zien we koperslagers en houtbewerkers aan het werk. We kijken binnen bij prachtige Ottomaanse stadspaleizen met een fontein op de binnenplaats en prachtig gedecoreerde plafonds, deuren en wanden. Op veel plaatsen ruikt het naar jasmijn, een heerlijk friszoete geur. En dan te bedenken dat die struiken ooit zijn aangeplant om de stank van de open riolen te maskeren. Nu horen ze bij de karakteristieken van deze stad. We komen langs twee van de zeven poorten, Bab Sharqi en Bab Touma en lopen over de beroemde Rechte Straat. Voor een oosterse stad heeft Damascus een opvallend overzichtelijk stratenplan met dank aan de Griekse en Romeinse bezetters. De Rechte Straat was ooit heel breed en bedoeld voor de Romeinse troepen om over te marcheren. Nu is de straat veel smaller vanwege de winkeltjes, werkplaatsen en cafés die erbij zijn gebouwd maar nog steeds is hij heel recht. Het is heel mooi hoe je in Damascus echt opgaat van de ene bezienswaardigheid naar de andere, van de Rechte Straat naar de grote overdekte Souk en vandaar weer door naar de grote Omayyaden Moskee. Dat geeft een prettige ervaring van samenhang en continuïteit. In werkelijkheid is in deze stad, die misschien al wel acht millennia bewoond is, natuurlijk ook laag op laag gestapeld. De grote Omayyadenmoskee op de Christelijke kerk, die weer op de Romeinse tempel met daaronder de tempel van een Baal god. Dat wordt ook duidelijk als we de kapel van Ananias bezoeken, aan het eind van de straat en met een trapje naar beneden. Of het nu historisch of hagiografisch is, maakt mij weinig uit. Het is toch deels aan Saulus/Paulus te danken dat Damascus al zo lang een magische klank voor mij heeft en ik deze stad zo graag wilde bezoeken. Geen indrukwekkender bekeringsverhaal dan dat van hem op de weg naar Damascus. ‘Saulus, Saulus, waarom vervolgt gij mij?’ Een stem als een donderslag bij heldere hemel. Een machtig man valt van zijn paard, wordt verblind en zoekt beschutting bij Ananias. Daar wordt hij verzorgd en gekoesterd, hij wordt weer kind. Daar begint hij een nieuw leven en maakt zich op voor zijn grote expedities. Dat blijft een indrukwekkend deel van het christelijke narratief. Zonder Paulus geen christendom. Wat een reislust, wat een drive. Niet voor niets wordt wel beweerd dat Saulus/Paulus wellicht bipolair was. De ene keer onstuitbaar, de andere keer weerloos als een kind.


Maar goed, het meest imposante heiligdom van Damascus is natuurlijk de Omayyadenmoskee. Op de basis van andere godshuizen moest de kalief in de zevende eeuw nu een nieuw godshuis creëren voor een nieuwe religie. De bouwstijl is nog sterk geïnspireerd op de christelijke kathedralen maar hier werd voor het eerst een mihrab (gebedsnis) geplaatst in de richting van Mekka. De kalief begreep dat hij uit moest pakken en besteedde zeven jaarinkomsten van zijn rijk aan dit overvloedig versierde gebouw. Het bladgoud in de mozaïeken was tegelijk een investering en een manier om de rijkdommen veilig te stellen. Bij de ingang is het een drukte van belang, zwartgesluierde vrouwen, mannen in witte gewaden en met kuffiye, mannen met tulbanden en paardenbroeken (met kruis tussen de knieën), bedelaars en mensen in rolstoel. Deze moskee is voor veel mensen een heilige plaats. Natuurlijk voor de soennieten maar ook voor de sjiíeten vanwege het hoofd van Hoessein dat hier bewaard wordt en voor christenen en moslims vanwege het vermeende graf van Johannes de Doper. Ook de tombe van Salaheddin is hier te vinden bij een van de ingangen. Wat vooral opvalt als je binnenstapt, is de grootte, de hoogte en de ruimtelijkheid van deze enorme moskee. En natuurlijk het feit van zoveel voeten, zoveel eeuwen.

Op een of andere manier voel ik me altijd heel goed in Arabische steden, ik weet niet hoe dat komt. Waarschijnlijk omdat ze alles hebben dat ik thuis niet heb. Drukte, chaos, rommeligheid, geweldige inkijkjes en verrassingen, decoraties en versieringen, levendigheid en warmte, in alles het tegendeel van het aangeharkte, voorspelbare en overzichtelijke straatbeeld in Nederland. Ook de lange historie, de vele ups en downs, de mix van religies en etniciteiten maken het hier zoveel rijker en spannender dan bij mij thuis. Natuurlijk ben ik slechts een toeschouwer en kan ik de zwaarte en tegenslagen van het leven hier omzeilen, ik ervaar niet de lasten, slechts de lusten of het moet de last zijn van een onverlichte straat of een verplichte gids…
Emoties
Dit is een reis van veel emoties. Dat begon al toen we in Libanon bij onze vrienden uit Utrecht waren en toen bleek dat zijn familie zo benieuwd was naar ons. Ook al woont B. al meer dan 30 jaar in Nederland toch laten weinig van zijn Nederlandse vrienden zich zien in Libanon. Wij waren de eerste gasten die in hun huis daar mochten logeren terwijl hij 15 jaar geleden al met de bouw is begonnen. Het resultaat mag er zijn, een prachtig ontworpen, ruim huis met mooi uitzicht over de bergen.
Daarna was er de emotionele ontmoeting met R., een vriendin van onze Syrische vriend uit Made die ook al zo opgewonden was over bezoek uit Nederland en voor wie we als liefdeskoerier fungeerden tussen haar en haar Syrische verloofde in Keulen. Een ander hoogtepunt was de ontmoeting met B., de zus van onze Syrische vriendin uit Made. Door onze aanwezigheid waren de zussen weer even met elkaar verbonden en ze waren daar allebei zeer door geëmotioneerd. Ook heel bijzonder was het contact met F. We hebben haar nooit ontmoet maar namen kleding, schoenen en geld mee vanuit NL naar Damascus waar het werd opgehaald door haar vader en schoonvader. Een van hen kende weer een medewerker in het hotel en zo werd er extra goed voor ons gezorgd. De laatste avond in Damascus bezochten we nog de familie van onze vroegere docent Arabisch in de christelijke wijk net buiten de muren van de oude stad. Bijzonder om opnieuw bij mensen thuis te komen en te zien hoe ze wonen en leven. En natuurlijk is het warme welkom altijd overweldigend, de heerlijke maaltijden, de reacties van de familieleden in Nederland (via de beeldtelefoon), de vriendelijkheid van tot voor kort onbekende mensen.

Emoties waren er ook bij ons toen we bedachten hoe onze vrienden bruisende steden als Latakia en Damascus achter zich hebben moeten laten om terecht te komen in Nederlandse plaatsen als Made, Wilnis of Ophemert. Wat een overgang, wat een klap! En ze moeten niet alleen de steden missen maar ook de gezelligheid op straat, de sfeer en de ontmoetingen, de familie en de gemeenschap waar ze bij horen. Wat is er veel kapot gemaakt door zo’n oorlog, niet alleen aan huizen en gebouwen maar ook aan familieverbanden, economische en sociale activiteiten. En door de huidige sancties is er geen zicht op verbetering of wederopbouw.
Het Hijaz-station
Op onze vrije dag, woensdag, bezochten we het Ottomaanse station van de Hijaz-lijn. Deze spoorlijn werd begin 20e eeuw aangelegd om het vervoer van de pelgrims naar Mekka veiliger en comfortabeler te maken. Daarvoor kwamen veel pelgrims om op deze lange en gevaarlijke reis. De spoorlijn werd aangelegd door de Ottomaanse leiders met hulp van de Duitsers maar was maar een paar jaar operationeel. Toen na WOI de Engelsen en de Fransen het bewind in de Levant overnamen, vernietigden ze alle spoorlijnen. Eeuwig zonde want treinen hadden nu ook een alternatief kunnen bieden voor het dure autovervoer. Maar het station is er nog en ziet er behoorlijk goed uit. We bekeken de stationshal en de oude loketten. Toen we vroegen of we ook naar de galerij op de eerste verdieping konden, bleek dat daar kantoren zaten. Toen ik nog een vraag stelde, nam de bewaker ons mee naar een van die kantoortjes. Daar resideerde een journalist, tevens correspondent voor Tsjechië, Younes Ahmad Alnasser. Hij hield zich onder andere bezig met het project ‘Rebuild Syria’. Ik had daar buiten al gescheurde posters van gezien. Volgens hem is ieder land uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan de zeer noodzakelijke wederopbouw, ieder land behalve Israël. Vooralsnog komt de hulp vooral van Rusland. Ook wij werden regelmatig aangezien voor Russische toeristen ongeveer de enigen die zich hier nog laten zien. Toen we getrakteerd werden op een heerlijke lunch in een bekend restaurant in de oude stad, waren twee tafels naast ons helemaal bezet met Russische jonge mannen. Soldaten of toeristen of allebei een beetje, dat bleef onduidelijk. In ieder geval genoten ze van het heerlijke eten en het lekkere weer in de Syrische hoofdstad.
Lange lijnen van verbondenheid
Door onze recente reizen naar Zuid-Spanje en historisch Palestina, zien we steeds meer verbanden, lange lijnen van verbondenheid in architectuur, historie en dagelijks leven. Niet dat het allemaal een beetje hetzelfde is, dat is zeker niet zo, maar je merkt wel: deze reizen en deze verbindingen zijn al veel eerder gemaakt. Van Damascus naar Sevilla en Córdoba (Omayyaden), van Syrië, via Hittin naar Jeruzalem (Salaheddin), van Akka naar Krak des Chevaliers, Arwad en Byblos (kruisvaarders), van de Geboortekerk in Bethlehem naar de grotkerkjes in Maaloula (eerste eeuwen christendom). En niet te vergeten de Romeinse resten in Byblos, Beiroet, Baalbek, Damascus, Palmyra en Jerash (Jordanië). En dan heb ik het nog niet over de interessante kwestie van het eerste alfabet waar zowel de Feniciërs in Byblos als de Kanaänieten in Ugarit aan hebben gewerkt –wie het eerste was, blijft onduidelijk- een uitvinding waar ik dagelijks vele malen plezier van heb.
Damascus is in veel opzichten het knooppunt in al die lijnen en verbindingen. Hier zijn alle rijken langs geweest en hebben ze hun sporen achtergelaten. Hier zijn ook veel vluchtelingen opgevangen die ook aan de samenleving hebben bijgedragen. In de 20e eeuw nog Armeniërs, Palestijnen, Irakezen en Syriërs uit de Golan. En nu moeten Europa en de VS vluchtelingen uit Syrië opvangen. Het lijkt me moeilijk voor een trots volk om te zien hoe hun land leegloopt en aan de grond zit door toedoen van de eigen overheid en van de internationale sancties. Aan de andere kant is het hier politiek en militair zelden tot nooit rustig geweest en hebben de mensen veel ervaring met improviseren en het samen redden.
Mausolea

Op dinsdag kunnen we met de auto een excursie maken naar delen van Damascus buiten de muren van de oude stad. We rijden eerst naar een buitenwijk op zo’n 12 km van het centrum, met vervallen huizen en stoffige, rommelige straten. Het roept het beeld op van een vluchtelingenkamp alleen iets minder krap, en hier blijken ook veel Syriërs uit de Golan te wonen. Internally displaced persons heet dat met een vakterm. Achter de muren van de huizen zie je wel dat het een heel vruchtbaar gebied is, er liggen boomgaarden en akkers die er fris uitzien. Hier dragen de soldaten andere uniformen en kijken de mensen ons enigszins wantrouwig aan. Ons doel is het mausoleum van Sayyida Zeinab, de dochter van Ali, de schoonzoon van de profeet en een heilige voor de sjiieten. Dit heiligdom is in de jaren 80 heel mooi opgeknapt met rijkelijke blauwe mozaïeken en een plafond vol spiegeltjes met dank aan een flinke subsidie vanuit Iran. Het complex wordt flink beveiligd, we moeten er helemaal omheen lopen om bij de ingangen te komen. Die zijn gescheiden, eerst komt de ingang voor de mannen en een eindje verderop die voor de vrouwen. Onze gids loopt zenuwachtig heen en weer om ons de weg te wijzen maar het spreekt allemaal vanzelf. Ook de toegang tot het graf is gescheiden met een hek, twee kanten voor de vrouwen en twee voor de mannen. Bij binnenkomst moeten wij in ons in een zwarte cape hullen en onze haren helemaal bedekken. Als er nog drie haartjes van mijn zeer korte pony tevoorschijn komen, word ik woedend aangesproken door een lid van de zedenpolitie (m). Ik krijg meteen visioenen van de recente gebeurtenissen in Iran. Wat een drukte om een paar haartjes. Binnen in het mausoleum is het een heel gedrang, alle vrouwen zijn gehuld in zwarte gewaden en ze dringen zich naar voren om hun hoofd of hun lijf tegen de tombe te drukken. Ook veel vrouwen zitten in de betrekkelijk kleine ruimte op de grond, te bidden, te lezen of te kletsen. Veel vrouwen zijn emotioneel en er wordt niet gelachen. Op het plein rondom het heiligdom zitten groepjes vrouwen te bidden en te zingen terwijl ze ritmisch op hun borst kloppen. Zeinab is een vrouwelijke heilige dus veel vrouwen ervaren misschien dat ze hun zorgen beter bij haar kwijt kunnen. Op het plein mogen vrouwen en mannen elkaar wel ontmoeten en heerst een meer ontspannen sfeer. De imams of moellahs hier hebben een mooie tulband op en een doorschijnende donkere mantel over een licht gewaad, heel elegant.

Daarna worden we vervoerd naar een andere wijk meer aan de noordkant van Damascus, Salehiyye aan de voet van de berg Qasioen. Dit was ooit een eenvoudige wijk met lemen huisjes maar is nu het zakencentrum van de stad. Hier zitten veel banken, kantoren en luxe cafetaria’s, langs de weg staan grote, luidruchtige generatoren die regelmatig worden bijgevuld met flesjes dieselolie. De markt van Salehiyye is beroemd, de producten die we er zien liggen, zien er allemaal heel lekker uit. We lopen over die markt want ergens halverwege de stalletjes staat de moskee tevens mausoleum van Muhayyadin Ibn Arabi (1165-1240). Deze soefi-geleerde werd geboren in Murcia, Al- Andalus en reisde door het hele Midden-Oosten. Ondertussen schreef hij veel leerstellige boeken en ook poëzie. Hij vestigde zich uiteindelijk in Damascus maar werd daar niet door iedereen met open armen ontvangen. Hij kwam er jammerlijk aan zijn einde en zijn graf werd verwaarloosd tot de Ottomanen de macht overnamen in Syrië en voor hem een moskee bouwden. Die is eenvoudig maar stijlvol en straalt rust uit temidden van de drukke, levendige markt. Het idee om deze plaatsen te bezoeken kwam trouwens uit het boek van Maarten Zeegers ‘Wij zijn Arabieren’ [ii] waarin hij schrijft over zijn verblijf in Damascus in 2009. Hij bezocht deze heiligdommen nog met de micro (soort openbaar vervoer, busje dat gaat rijden als er voldoende passagiers zijn). Dat is voor ons niet meer mogelijk met alle checkpoints dus nu zijn we toch wel blij met een gids en chauffeur als begeleiders…
Het bezoek aan het graf van Ibn Arabi is voor mij tevens een opmaat om de historische roman Ibn Arabi’s Small Death [iii] te gaan lezen om zo leven, werk, ideeën en belevenissen van deze bijzondere geleerde, de zoon van Arabieren, beter te leren kennen.
Droevige aanblik

Onze laatste dag in Damascus, een vrije dag (!) gaan we behalve naar het Hijaz-station ook naar het Nationaal Museum. Ook hier is het stil, met weinig bezoekers. De meeste mensen zitten in het cafetaria in de tuin dat heerlijk in de schaduw ligt tussen het groen. Het toegangsgebouw met een winkeltje ziet er stoffig en versleten uit, de informatie in het museum is summier en oogt ouderwets. Ook hier is geen geld om het pand te onderhouden of de collectie aantrekkelijk uit te stallen. Er zijn een paar mooie stukken, zoals de nagebouwde necropolis in de kelder maar de hele aanblik doet wat droevig aan. Op de terugweg naar de oude stad brengen we nog een bezoekje aan het Four Seasons Hotel, het grootste gebouw van de stad, de toegang is gepantserd met betonplaten en heel veel beveiliging. Via de zijingang en een veiligheidscontrole kunnen we toch naar binnen en daar treffen we een compleet andere, artificiële wereld aan met glimmende vloeren, luxueuze meubels, zachte loungemuziek, grote boeketten in de lobby en dure restaurants voor de hotelgasten. Dit pand is (vrijwel) helemaal in beslag genomen door de Verenigde Naties. VN-medewerkers verblijven hier en doen achter de betonnen beschermingsmuren hun humanitaire werk. Hoe dat in de praktijk toegaat, heb ik een beetje leren kennen uit het boek van Fernande van Tets [iv]. Recent kwamen weer berichten naar buiten over de corruptie bij deze VN-organisaties terwijl hulp zo hard nodig is, juist nu op de verschillende plaatsen in Syrië en Libanon cholera is uitgebroken. Dan lopen we nog een rondje door de oude stad, door de souks, langs de moskee, via de Rechte Straat terug naar het hotel. In de oude stad van Damascus lopen veel minder soldaten dan in de oude stad van Jeruzalem, hier is de sfeer veel minder gespannen. Natuurlijk zit er veel spanning onder het oppervlak maar we voelen ons hier ontspannen en opgenomen door de vriendelijkheid van de bewoners. Heel jammer dat we na vier dagen alweer verder reizen. Ik ga deze stad zeer missen.
[i] Ik bedoel het boek De duistere kant van de liefde. Uitgave Wereldbibliotheek, 2007. Een ander boek van Rafik Schami dat ons geholpen heeft met onze oriëntatie in de oude stad van Damascus is: Damascus. Taste of a City dat hij schreef samen met Marie Fadel.
[ii] Wij zijn Arabieren. Portret van ondoordringbaar Syrië, geschreven door Maarten Zeegers, Uitgegeven door Rainbow, 2013.
[iii] Deze historische roman is geschreven door Mohammed Hasan Alwan in het Arabisch in 2016 en in 2021 uitgekomen in Engelse vertaling: Ibn Arabi’s Small Death. Uitgever: Center for Middle Eastern Studies, University of Texas.
[iv] Ik bedoel het boek Vier Seizoenen in Damascus. Verslag van een land in oorlog. Geschreven door Fernande van Tets. Uitgever Thomas Rap, 2020.